ECLI:NL:RBZWB:2025:3772

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/4859 WOZ
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak op bezwaar heffingsambtenaar inzake WOZ-waarde onroerende zaak

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 april 2024. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2023 vastgesteld op € 232.000 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de bezwaartermijn. Tijdens de zitting op 12 mei 2025 bleek echter dat het beroepschrift tijdig was ingediend, wat de rechtbank bevestigde aan de hand van bewijs van PostNL. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar werd opgedragen om binnen zes weken een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen en werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/4859 WOZ
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende],uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde])
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,de heffingsambtenaar

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 april 2024.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 26 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2023 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 232.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Tilburg voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de bezwaartermijn.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Namens belanghebbende is haar gemachtigde verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich afgemeld voor het bijwonen van de zitting.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De heffingsambtenaar erkent in het verweerschrift dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en daarmee ontvankelijk is. De heffingsambtenaar stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en dat het beroep niet-ontvankelijk is.
2.2.
De rechtbank deelt dit standpunt niet. Uit de stukken blijkt dat belanghebbende het beroepschrift vóór het einde van de beroepstermijn ter post heeft bezorgd (28 mei 2024). Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende een uitdraai van PostNL Track&Trace overgelegd waaruit blijkt dat het beroepschrift op 3 juni 2025 op de rechtbank is afgeleverd. Hieruit volgt dat voldaan is aan de termijn zoals genoemd in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) [1] . Het beroep is daarom tijdig ingediend en daarmee ontvankelijk.

3.Conclusie

3.1.
Het beroep is gegrond en de uitspraak op bezwaar zal worden vernietigd. De rechtbank draagt de heffingsambtenaar op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
3.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht ter hoogte van € 51,- van belanghebbende vergoeden. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de reiskosten van gemachtigde van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting in beroep tot een bedrag van € 33,- (op basis van het tarief openbaar vervoer, tweede klas). De rechtbank ziet verder aanleiding om de heffingsambtenaar te veroordelen in de verletkosten tot een bedrag van € 36,- (uitgaande van 4 verleturen à € 9,- per uur). Hiermee komt het totaal te betalen bedrag aan proceskosten dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende moet vergoeden op € 69,-.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • draagt de heffingsambtenaar op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 69,-;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht ter hoogte van € 51,- aan belanghebbende dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 16 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.In artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bepaald dat bij verzending per post een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.