In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning. Eiser had op 30 juli 2024 bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 4 juli 2024, waarbij een omgevingsvergunning was verleend voor het houden van paarden. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college de beslissing heeft verdaagd tot 19 december 2024, maar geen schriftelijke mededeling aan eiser heeft gedaan. Eiser heeft het college op 23 december 2024 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen.
De rechtbank bepaalt dat het college alsnog binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, die loopt van 8 januari 2025 tot 20 februari 2025. Eiser krijgt het griffierecht van € 194,- vergoed en een proceskostenvergoeding van € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.