ECLI:NL:RBZWB:2025:3797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
02-259541-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 6 mei 2024 tot en met 19 juli 2024 de aangeefster heeft belaagd door haar veelvuldig te bellen, berichten te sturen en in de nabijheid van haar woning te verschijnen. De officier van justitie eiste een taakstraf van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met bijzondere voorwaarden zoals een contact- en locatieverbod. De verdediging pleitte voor een enkel voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging en legde een taakstraf van 100 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster had geschonden, maar ook haar gevoelens van angst en onrust had veroorzaakt. De rechtbank kende de benadeelde partij een schadevergoeding toe van € 1.089,99, waarvan € 589,99 materiële schade en € 500,00 immateriële schade. De rechtbank besloot dat de verdachte niet in de verdediging was geschaad door een omissie in de tenlastelegging en dat de vordering van de benadeelde partij voor een deel ontvankelijk was, terwijl het overige deel niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-259541-24
vonnis van de meervoudige kamer van 18 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1982 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. O. Albayrak, advocaat te Den Haag

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 6 mei 2024 tot en met 19 juli 2024 [aangeefster] heeft belaagd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging in de periode van 3 juni 2024 tot en met 19 juli 2024. De officier van justitie acht daarbij niet bewezen dat verdachte contact heeft gezocht met bekenden van [aangeefster] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Naar de mening van de verdediging kan het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De onderdelen van de tenlastelegging die de officier van justitie niet bewezen acht, kunnen ook naar de mening van de raadsman niet bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De rechtbank acht de ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte van [aangeefster] op 7 juni 2024 en de daarbij gevoegde foto’s;
- de klacht van [aangeefster] op 7 juni 2024;
- de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de stopgesprekken met verdachte op 3 juni 2024 en 14 juli 2024;
- de processen-verbaal van bevindingen van 5 juli 2024 en 14 augustus 2024 met betrekking tot aanvullende verklaringen van [aangeefster] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2024 met betrekking tot het onderzoek naar de historische telefoongegevens van aangeefster;
- de verklaring van verdachte ter zitting van 4 juni 2025.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Gelet op de door de politie met verdachte gevoerde stopgesprekken en de inhoud van de appgesprekken in het dossier, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat aangeefster geen contact met hem wilde. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte op 12 mei 2024 een envelop in de brievenbus van aangeefster heeft gedaan. Op die envelop had verdachte zijn telefoonnummer geschreven met daarbij de tekst ‘gezien je me nr hebt gewist’. Op diezelfde dag appt verdachte naar aangeefster onder meer de tekst ‘als jij aangifte wil doen dan moet je dat lekker doen’. Aangeefster stuurt in dat gesprek onder meer ‘ik wil jou niet spreken’, ‘ik wil geen contact met jou’ en ‘ik wil gewoon over straat kunnen zonder jou tegen te komen’. Verder in het gesprek zegt aangeefster ‘ik zal je dan nu weer blokkeren’, waarna ze het nummer van verdachte heeft geblokkeerd.
Ondanks dat verdachte wist dat aangeefster geen contact meer met hem wilde, is hij haar op verschillende manieren blijven benaderen. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte tezamen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Verdachte had daarbij naar het oordeel van de rechtbank niet alleen het oogmerk om aangeefster te dwingen om het contact te dulden en iets te doen, te weten met hem in gesprek gaan over een relatie met hem. Hij had ook voorwaardelijk opzet om haar vrees aan te jagen. Aangeefster heeft in het verleden eerder te maken gehad met belaging. Verdachte was daarvan op de hoogte. Door de achtergrond van aangeefster en de reactie van aangeefster op de gedragingen van verdachte, waaronder het feit dat zij contact heeft gezocht met de politie, had verdachte moeten weten dat zijn gedragingen gevoelens van angst bij haar veroorzaakten.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte contact heeft gezocht met contacten van aangeefster. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 06 mei 2024 tot en met 19 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Halderberge, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- die [aangeefster] veelvuldig te bellen en
- veelvuldig e-mails en/of brieven en/of berichten te sturen naar die [aangeefster] en
- (meermaals) in de straat waar die [aangeefster] woont langs te gaan en
- het huis van die [aangeefster] te versieren
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, zijn in de eerste regel van het tenlastegelegde de woorden ‘de periode van’ weggevallen. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op te leggen met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder een contact- en locatieverbod. De officier van justitie heeft verzocht om ook een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om alleen een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Ten aanzien van de hoogte daarvan heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Onder meer gelet op de plannen van verdachte om naar Spanje te verhuizen heeft de raadsman verzocht om geen verplicht reclasseringscontact en geen ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde aan verdachte op te leggen.
Ten aanzien van een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden en het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner [aangeefster] door haar op verschillende manieren te benaderen terwijl zij had aangegeven dat zij geen contact meer wilde met verdachte. Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van [aangeefster] en haar gevoelens van angst en onrust bezorgd. Uit de slachtofferverklaring van [aangeefster] blijkt dat zij door de gedragingen van verdachte angstig, oververmoeid en op haar hoede was. Ze sliep slecht en
kon haar leven niet vrijuit leven. Ze was niet bij de zitting aanwezig omdat dit voor haar te belastend was.
Aangeefster heeft verzocht om een contact- en locatieverbod aan verdachte op leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel, subsidiair als bijzondere voorwaarden.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Ook na het bewezen verklaarde feit is verdachte niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie.
Verdachte is ter zitting verschenen en heeft er blijk van gegeven de ernst van het feit in te zien.
De reclassering heeft in haar advies benoemd dat de risico verhogende factoren liggen op het gebied van relaties en psychosociaal functioneren. Verdachte lijkt moeilijkheden te ervaren bij het loslaten van relaties. Verdachte is naar aanleiding van een vuurwerkongeval gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Hij heeft paniek-, angst- en stressklachten. Zijn aanhouding in onderhavige zaak zou zijn psychische klachten hebben getriggerd. Hij heeft zich vrijwillig via de huisarts aangemeld voor behandeling die zich nu in de opstartende fase bevindt. Het zelfstandig zoeken van hulp vindt de reclassering een beschermende factor. De praktische leefgebieden lijken voor zover mogelijk stabiel.
Uit de politiegegevens blijkt niet van overtreden van het opgelegde contactverbod.
Gezien zijn volhardende gedrag en voortdurende toenaderingspogingen naar aangeefster sluit de reclassering toekomstig soortgelijk gedrag bij verbreking van een relatie niet uit. De hulpvraag van verdachte in zijn huidige behandeling ziet op het verminderen van zijn psychische klachten. Mogelijk is hiernaast of in het geheel forensische behandeling aangewezen om recidive te voorkomen, daar de vrijwillige reguliere behandeling niet ziet op zijn gedrag in het bewezenverklaarde feit.
De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als laag.
De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. Daarnaast adviseert de reclassering een gebiedsverbod en een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Als een contact- en gebiedsverbod als vrijheidsbeperkende maatregel niet gewenst is kan een contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden worden overwogen.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met alleen een voorwaardelijke straf. De rechtbank acht de oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Voor wat betreft de hoogte van de taakstraf zoekt de rechtbank aansluiting bij de eis van de officier van justitie. Met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt de rechtbank om niet alleen aangeefster maar ook eventuele toekomstige slachtoffers te beschermen. Gelet op het feit dat verdachte inmiddels de ernst van het feit lijkt in te zien en gelet op straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd, zal de rechtbank een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan is geëist. De rechtbank zal daarbij als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod opleggen. Nu verdachte al wordt behandeld, inziet dat hij niet op juiste wijze heeft gehandeld en hij de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing niet heeft overtreden, zal de rechtbank geen meldplicht bij de reclassering en geen ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij onderhavige zaak ook heeft besproken in de behandeling met zijn psycholoog.
De rechtbank zal geen vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte opleggen nu de bescherming van aangeefster reeds is ondervangen door de bijzondere voorwaarden die de rechtbank aan verdachte zal opleggen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om te bepalen dat die voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gezien het bovenstaande legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op van 100 uren, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daarbij als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 2.849,50.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.089,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024 tot aan de dag der voldoening, waarvan € 589,99 materiële schade en € 500,00 immateriële schade.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij de kosten voor de aanschaf van de ringdeurbel en de abonnementskosten voor het gebruik daarvan geheel toewijsbaar acht. De kosten voor de alternatieve geneeswijzen acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank, gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, een vergoeding van € 500,00 billijk.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat de omvang van die schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in
1. [plaats 1] , de woonplaats van aangeefster;
2. Een straal rondom de twee belangrijkste werklocaties van aangeefster, te weten
a. een straal van 500 meter rondom het werk van aangeefster aan [adres 1] te [plaats 2] ;
b. een straal van 200 meter rondom [adres 2] te [plaats 2] ;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1982;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
-
de politieziet toe op handhaving van dit locatieverbod en contactverbod;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster]van
€ 1.089,99, waarvan € 500,00 aan immateriële schade en € 589,99 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster] € 1.089,99 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2024 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling
20 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 juni 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks 06 mei 2024 tot en met 19 juli 2024 te [plaats 1] , gemeente Halderberge, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
- die [aangeefster] veelvuldig te bellen en/of
- veelvuldig e-mails en/of brieven en/of berichten te sturen naar die [aangeefster] en/of
- (meermaals) in de straat waar die [aangeefster] woont langs te gaan en/of
- het huis van die [aangeefster] te versieren en/of
- contact te zoeken met een of meerdere contacten van die [aangeefster]
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.