ECLI:NL:RBZWB:2025:3802

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
25-013522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig in het kader van klaagschrift ex artikel 552a Sv

Op 10 juni 2025 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, vertegenwoordigd door mr. R.G. Knegt, inzake de opheffing van beslag op een voertuig. Het beslag was gelegd op een Volkswagen Golf, die op 4 maart 2025 in beslag was genomen in verband met een verdenking van overschrijding van de maximumsnelheid door de zoon van de klager. De klager stelde dat het voertuig aan hem toebehoorde en dat zijn zoon het zonder zijn toestemming had gebruikt. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, betoogde dat de verkeersveiligheid zwaarder woog dan het persoonlijk belang van de klager, aangezien zijn zoon de feitelijke gebruiker van het voertuig was.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat de klager als rechthebbende van het voertuig diende te worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de klager wist of kon vermoeden dat zijn zoon met het voertuig een strafbaar feit zou plegen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van het voertuig aan de klager. Deze beslissing werd genomen door mr. L.W. Louwerse en is op 10 juni 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
raadkamernummer : 25-013522
datum : 10 juni 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.G. Knegt, Ossekop 11, 8911 LE Leeuwarden,
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op
  • de brief van 14 mei 2025 van [klager] welke brief door de raadkamer als klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt aangemerkt;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 20 mei 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, klager, en mr. S.A. Heukers als gemachtigd en tevens waarnemend advocaat van klager gehoord.
De voornoemde brief die door de raadkamer wordt aangemerkt als klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag met last tot teruggave aan de klager. Klager stelt onder meer dat het voertuig aan hem toebehoort en dat zijn zoon het voertuig zonder zijn toestemming heeft gebruikt. Hij stelt dat hij zich bewust is van zijn verantwoordelijkheid en ervoor zal zorgen dat zijn zoon geen gebruik meer kan maken van het voertuig.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager weliswaar de eigenaar is van het voertuig, maar dat zijn zoon de feitelijke gebruiker is daarvan. De verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het persoonlijk belang van klager.

2.De beoordeling

Het beslag op het voertuig is gelegd onder [zoon klager] in verband met een verdenking van een overschrijding van de maximumsnelheid. [zoon klager] is de zoon van klager.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Artikel 33a, tweede lid aanhef en onder a, Wetboek van Strafrecht bepaalt onder welke voorwaarden een voorwerp dat niet aan de veroordeelde toebehoort kan worden verbeurd verklaard. Die verbeurdverklaring is mogelijk als de rechthebbende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat, kort gezegd en voor zover hier van belang, met het voorwerp een strafbaar feit zou worden begaan.
Naar blijkt uit de KVI en de overgelegde stukken, dient klager als rechthebbende van het voertuig te worden aangemerkt. Nog afgezien van de stelling van klager ter zitting dat hij geen toestemming heeft gegeven tot het gebruik van het voertuig door zijn zoon, kan niet worden vastgesteld dat hij, wanneer hij het gebruik van het voertuig zou hebben toegestaan, redelijkerwijs wist of kon weten dat klager met dat voertuig alsdan het strafbaar feit zou plegen waarvan hij wordt verdacht, te weten het met dat voertuig overschrijden van de maximum snelheid.
Gelet hierop oordeelt de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat een rechter later oordelend het beslag verbeurd zal verklaren. Een strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt dan ook.
Het beklag is gegrond en het voertuig dient aan klager te worden teruggegeven.

3.De beslissing

De rechtbank
verklaart het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van het voertuig voornoemd aan klager.
Deze beslissing is op 10 juni 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 juni 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).