ECLI:NL:RBZWB:2025:3805

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
25-006415 & 25-006416
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1994 en vertegenwoordigd door mr. T. Scheffer, heeft verzocht om een schadevergoeding van in totaal € 1.060,00, bestaande uit € 780,00 voor schade door ondergane inverzekeringstelling en € 280,00 voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de verzoeken deels toegewezen en deels afgewezen. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, heeft zich verzet tegen de toekenning van een hogere vergoeding dan de forfaitaire bedragen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen voor de dagen die de verzoeker onterecht in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker twee dagen in verzekering heeft doorgebracht en heeft een vergoeding van € 260,00 toegekend voor deze dagen, evenals € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften. De totale schadevergoeding bedraagt € 940,00, die zal worden overgemaakt op een rekening van Stichting Beheer Derdengelden Kuijpers & Nillesen Advocaten te Amsterdam. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse en is op 23 mei 2025 openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-362668-24
raadkamernummer : 25-006415 & 25-006416
datum : 20 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend ten kantore van mr. T. Scheffer, Falckstraat 14, 1017 VW Amsterdam,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 6 maart 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 780,00, € 780,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis;
 het op 6 maart 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 13 januari 2025;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 20 mei 2025. Hierbij zijn de officier van justitie mr. C.P.G. Tax, verzoeker en mr. M.C.W. Houtepen als waarnemend advocaat van verzoeker gehoord.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat er voldoende bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor een hoger bedrag dan de forfaitaire vergoeding moet worden toegekend voor de ondergane inverzekeringstelling. Doordat verzoeker als klokkenluider naar voren is gestapt, heeft hij ten tijde van de inverzekeringstelling angst ervaren voor zichzelf, maar ook voor zijn naasten. Die angst is gelegen in de dreigingen en het veiligheidsrisico dat daarmee in het leven werd geroepen. Hij heeft de inverzekeringstelling als onrechtvaardig en stressvol ervaren, zo stelt verzoeker.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die een hogere dan de forfaitaire vergoeding rechtvaardigen. Voor het overige persisteert de officier van justitie bij het eerdere schriftelijke standpunt.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van het gebruikelijk gehanteerde standaardbedrag. Er kan niet worden geoordeeld dat verzoeker meer dan gebruikelijk is getroffen door de inverzekeringstelling. De gestelde feiten en omstandigheden zijn daarvoor onvoldoende. Dat verzoeker zich bedreigd heeft gevoeld, vindt zijn oorzaak niet in de inverzekeringstelling maar in de melding die door verzoeker is gedaan. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 940,00zal worden overgemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Kuijpers & Nillesen Advocaten te Amsterdam, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 23 mei 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 23 mei 2025.
De griffier is niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.