Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 23/1704 en 23/1705, waarin belanghebbenden, vertegenwoordigd door de erven van een erflater en een andere belanghebbende, in beroep gingen tegen aanslagen BIZ-bijdrage opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk. De rechtbank beoordeelde de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 februari 2023, waarbij de aanslagen voor het belastingjaar 2022 aan belanghebbende 1 (eigenaar) en belanghebbende 2 (gebruiker) waren opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht had afgezien van een hoorzitting, aangezien belanghebbenden geen verzoek hadden ingediend om gehoord te worden. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de besluiten zorgvuldig had voorbereid en dat er geen schending van de hoorplicht was. Daarnaast werd de rechtmatigheid van de draagvlakmeting beoordeeld, waarbij de rechtbank vaststelde dat de tweede draagvlakmeting rechtsgeldig was georganiseerd en dat er voldoende steun was onder de bijdrageplichtigen. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen BIZ-bijdrage terecht waren opgelegd en verklaarde de beroepen ongegrond. Belanghebbenden kregen geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.