ECLI:NL:RBZWB:2025:3815

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
24/8554
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting van belanghebbende ongegrond verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg had op 22 oktober 2024 een naheffingsaanslag van € 79,70 opgelegd, bestaande uit € 3,- aan belasting en € 76,70 aan kosten. Belanghebbende had op het moment van controle geen parkeerbelasting voldaan, ondanks dat hij een parkeeractie had aangemeld via de parkeerapp ‘Yellowbrick’. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende niet tijdig de uitvoeringshandelingen heeft verricht om de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank wijst erop dat het aan belanghebbende is om ervoor te zorgen dat de parkeeractie correct en tijdig wordt aangemeld. Het verzoek van belanghebbende om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de procedure binnen de redelijke termijn is afgehandeld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en de naheffingsaanslag in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/8554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 december 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd van € 79,70, bestaande uit een bedrag van € 3,- aan belasting en € 76,70 aan kosten van de naheffingsaanslag (hierna: de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Feiten

2. De auto van belanghebbende met het [kenteken] (hierna: de auto) stond op 22 oktober 2024 geparkeerd op een parkeerplaats aan de Stadsschuur in Middelburg (tariefzone 21700).
2.1.
Belanghebbende heeft om 11:32 uur een parkeeractie aangemeld via de parkeerapp ‘Yellowbrick’ (hierna: de parkeerapp). Bij de aanmelding is een transactie gestart voor de tariefzone 21700 in Middelburg.
2.2.
Tijdens een controle omstreeks 11:29 uur is door een parkeercontroleur geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan voor het parkeren aan de Stadsschuur in Middelburg. Naar aanleiding van deze constatering is aan belanghebbende de naheffingsaanslag opgelegd (zie 1.1.).

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

3.2.
Niet in geschil is dat belanghebbende op het moment van de controle geen parkeerbelasting had voldaan voor het parkeren van de auto in zone 21700 (Stadsschuur) te Middelburg, terwijl er in die zone wel parkeerbelasting was verschuldigd. Dat belanghebbende, zoals hij stelt, de intentie had om belasting te gaan betalen voor het parkeren in zone 21700 (Stadsschuur) te Middelburg, maakt niet dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd. Opzet of schuld zijn geen vereisten voor het opleggen van een naheffingsaanslag. Dat betekent dat de heffingsambtenaar bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen.
3.3.
Belanghebbende stelt dat hij direct na aankomst bij de Stadsschuur te Middelburg is begonnen met de uitvoeringshandelingen om de parkeeractie aan te melden via de parkeerapp. Echter, nadat belanghebbende naar zijn bestemming was gelopen en daar had plaatsgenomen, merkte hij dat de parkeeractie niet correct was gestart, waarop hij deze alsnog opnieuw via de parkeerapp heeft aangemeld. Een redelijke uitleg van artikel 6 van de van de Verordening parkeerbelastingen Middelburg 2024 brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat een belastingplichtige een redelijke tijd moet worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot het voldoen van parkeerbelasting, maar dat die uitvoeringshandelingen wel onverwijld nadat de auto is geparkeerd moeten worden gestart en voortgezet.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval aan belanghebbende een redelijke tijd gegund voor het verrichten van de uitvoeringshandelingen. Vaststaat dat belanghebbende om 11:32 uur de parkeerapp in werking heeft gesteld en dat om 11:29 uur door de parkeercontroleur een naheffingsaanslag is uitgeschreven. De heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat de controle, voorafgaand aan het opleggen van een naheffingsaanslag, enkele minuten in beslag neemt, waarin wordt nagegaan of voor het parkeren is betaald en, indien dat niet het geval is, een naheffingsaanslag wordt opgelegd. In die tijd had belanghebbende de gelegenheid om zijn parkeerapp te activeren en te controleren of de parkeeractie correct was aangemeld, dan wel zich te melden bij de controleurs om aan te tonen dat hij bezig was met het activeren van de parkeerapp. De controleurs hebben belanghebbende echter niet gezien of gesproken. Het lag op de weg van belanghebbende om of bij het activeren van de parkeerapp goed te kijken of de parkeerapp op de juiste wijze was geactiveerd. Belanghebbende lijkt dit niet of onvoldoende te hebben gedaan en de parkeerapp pas om 11:32 uur te hebben geactiveerd.
3.5.
Belanghebbende heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij na aankomst op de parkeerplaats onverwijld de uitvoeringshandelingen voor het aanmelden van de parkeeractie heeft gestart en voortgezet. Dat belanghebbende gehaast was door een samenloop van omstandigheden laat onverlet dat het correct en tijdig aanmelden van een parkeeractie voor zijn rekening en risico komt. Al hetgeen belanghebbende verder heeft aangevoerd doet daar niet aan af. Dat betekent dat de naheffingsaanslag in stand blijft.
3.6.
De rechtbank vat het beroep van belanghebbende ook nog zo op dat hij de rechtbank verzoekt om de naheffingsaanslag uit coulance te vernietigen of te verminderen omdat de kosten van de naheffingsaanslag niet opwegen tegen de baten van zijn werkzaamheden als tolk. De rechtbank is echter niet bevoegd om op grond van coulance een naheffingsaanslag parkeerbelasting te vernietigen of te verminderen. Dit is slechts anders als de heffingsambtenaar met het opleggen van de naheffingsaanslag in strijd zou hebben gehandeld met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Dit is echter niet gesteld en ook niet gebleken.
3.7.
De rechtbank overweegt verder dat parkeerbelasting geen boete is, maar een objectieve belasting. Het enkele feit dat geen of te weinig parkeerbelasting is betaald, is voldoende om tot opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting over te gaan.

Schadevergoeding

4. De rechtbank overweegt ten aanzien van het verzoek van belanghebbende om immateriële schadevergoeding als volgt. Vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift op 23 oktober 2024 tot aan deze uitspraak zijn ruim zeven maanden verstreken. Dit is korter dan de maximale termijn van twee jaar die geldt voor de bezwaar- en beroepsprocedure. De rechtbank zal het verzoek om een vergoeding van immateriële schade daarom afwijzen.
4.1.
Belanghebbende verzoekt verder om vergoeding van (eventuele) materiële schade welke is veroorzaakt door de Gemeente. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat er enige schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank gaat daarom aan dit verzoek voorbij.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is krijgt belanghebbende het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af;
- wijst het verzoek om een vergoeding van materiele schade af.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juni 2025 door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van dhr. R.M.P. Dees, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [2]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.