ECLI:NL:RBZWB:2025:3816

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/02/434326 / JE RK 25-703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige door de kinderrechter

Op 13 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Hendriks, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 16 juni 2025 en tot 16 juni 2026. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, de gecertificeerde instelling (GI), die de ondertoezichtstelling aanvankelijk had aangevraagd. De ouders van [minderjarige], de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag. De moeder woont met [minderjarige], terwijl de vader zelfstandig begeleid woont binnen een GGZ-complex. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, maar de vader was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve stappen zijn gezet in de ontwikkeling van [minderjarige], maar dat er nog steeds zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De GI heeft aangegeven dat [minderjarige] extra hulp nodig heeft vanwege een ontwikkelingsachterstand en externaliserend gedrag. De moeder heeft aangegeven dat het beter met haar gaat en dat zij meer rust ervaart, wat ook een positief effect heeft op [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit voor [minderjarige] en de noodzaak voor de ouders om samen te blijven werken met de GI en de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/434326 / JE RK 25-703
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
Ondanks dat de vader juist is opgeroepen, is hij niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 27 september 2024 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht van de
GI gesteld met ingang van 27 september 2024 en tot 27 december 2024.
2.4.
Bij beschikking van 16 december 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 16 december 2024 en tot 16 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek, waarbij de GI tijdens de zitting aanvankelijk heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te verlengen en de overige zes maanden aan te houden. Gelet op dat de begeleide bezoeken tussen de vader en [minderjarige] in combinatie met het traject Goed Genoeg Ouderschap nog van start moeten gaan en een nieuwe mondelinge behandeling spanningen en onrust bij de moeder teweegbrengt, kan de GI zich er ook in vinden als de maatregel direct voor een jaar wordt verlengd, conform het petitum van het verzoekschrift. De GI licht verder toe dat er bij de kinderopvang een ontwikkelingsachterstand van [minderjarige] is gezien, ook in zijn taal en spraak en dat hij externaliserend gedrag laat zien. [minderjarige] krijgt daarvoor extra hulp bij de kinderopvang en dat is volgens de GI voor nu voldoende. Naast dat [minderjarige] druk is, is de afgelopen periode hectisch geweest waarbij de moeder niet altijd de energie heeft gehad om [minderjarige] consequent te begrenzen. De vader woont zelfstandig begeleid binnen een GGZ-complex en dat geeft hem rust en structuur. Zodra er een medewerker beschikbaar is, hetgeen volgens de GI een kwestie van weken is, zal er onder begeleiding van [hulpverlener] worden gestart met eens per twee weken een contactmoment tussen de vader en [minderjarige] . De GI zal monitoren hoe die begeleide bezoeken verlopen en indien mogelijk de bezoeken uitbreiden. Ten aanzien van de moeder heeft de GI aangegeven dat zij hard aan zichzelf werkt en dat de samenwerking met de moeder goed verloopt. Ook de samenwerking met de vader is verbeterd, maar het blijft de vraag of hij kan doen wat hij zegt. Als de situatie stabiel blijft, heeft de GI er vertrouwen in om op termijn verder te gaan binnen het vrijwillig kader. Hierbij geeft de GI wel aan dat de situatie op dit moment nog te kwetsbaar is en dat niet te voorspellen is hoe de begeleide bezoeken zullen gaan verlopen. Tot slot verloopt ook de communicatie tussen de ouders goed. De moeder informeert de vader volgens de afspraken in het ouderschapsplan.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek. Nu duidelijkheid voor de moeder belangrijk is, zij onrust en spanningen rondom de mondelinge behandelingen ervaart en het gelet op de stappen die nog genomen moeten worden niet realistisch is dat de maatregel over zes maanden kan worden beëindigd, heeft de advocaat van de moeder verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen. Zelf heeft de moeder nog toegelicht dat het beter met haar gaat en dat zij meer rust ervaart. Dit omdat het goed gaat met [minderjarige] en de moeder (de situatie rondom) de vader meer heeft losgelaten, bijvoorbeeld als het gaat om het nakomen van afspraken of het opnemen van contact met de moeder en [minderjarige] . Wel benoemt zij dat het voor de vader moeilijk blijft om afspraken na te komen. Verder gaat [minderjarige] vier ochtenden per week naar de kinderopvang en dat verloopt goed. Hij ontwikkelt zich goed, nu er de volle aandacht voor [minderjarige] is. Het contact met de GI vindt de moeder soms moeizaam verlopen. Zij zou meer duidelijkheid willen en beter op de hoogte worden gesteld van de stappen die de GI neemt en merkt dat zij niet alles in de communicatie met de GI direct begrijpt. Het zou fijn zijn als de GI hier iets meer rekening mee kan houden of iets meer kan uitleggen. Tot slot staat de moeder positief tegenover de begeleide bezoeken tussen de vader en [minderjarige] .

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter zal het verzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 16 juni 2025 en tot 16 juni 2026. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
Zij overweegt hiertoe dat er binnen de ondertoezichtstelling met de hulp van de GI in de afgelopen periode positieve stappen zijn gezet. Zo hebben er sinds november 2024 geen fysieke conflicten meer tussen de ouders in het bijzijn van [minderjarige] plaatsgevonden. Verder heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het beter met haar gaat en dat zij meer rust ervaart, hetgeen ook een positief effect op [minderjarige] heeft. Ook met de vader gaat het beter. Hij krijgt medicatie en woont zelfstandig begeleid binnen een GGZ-complex en dat geeft hem rust en structuur. Hierdoor is de samenwerking tussen de vader en de GI verbeterd. Nu de situatie van de vader stabieler is en hij meer betrokkenheid richting [minderjarige] toont, zijn de vader en [minderjarige] aangemeld voor begeleide bezoeken door [hulpverlener], startend met eens per twee weken. Ondanks deze positieve stappen, stelt de kinderrechter vast dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog niet volledig is weggenomen. De situatie is nog steeds kwetsbaar. Zo is er bij de kinderopvang een ontwikkelingsachterstand bij [minderjarige] gezien en laat hij externaliserend gedrag zien. Daarvoor krijgt [minderjarige] extra hulp bij de kinderopvang. Daarnaast is het nog onduidelijk wanneer de begeleide bezoeken van start kunnen gaan en hoe deze zullen gaan verlopen. Juist ook omdat er sinds het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling door de kinderrechter tussen de vader en [minderjarige] nog geen begeleide fysieke contactmomenten hebben plaatsgevonden en zowel de GI als de moeder tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven dat het voor de vader moeilijk blijft om afspraken na te komen. Daarbij komt dat er nog geen zicht is op de opvoedcapaciteiten van de vader. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat het belangrijk is dat hier de komende periode meer zicht op komt door te starten met bezoeken onder begeleiding van [hulpverlener] en de inzet van het traject Goed Genoeg Ouderschap bij de vader. Verder stelt de kinderrechter vast dat de moeder goed samenwerkt met de GI en de hulpverlening. Het is goed dat de moeder aangeeft dat zij niet altijd begrijpt wat er precies van haar verwacht wordt en dat zij daar soms iets meer uitleg over zou willen. Dit kan helpen om de samenwerking tussen de GI en de moeder verder te verbeteren. De moeder zet zich ook goed in voor het welzijn van [minderjarige] en het contact tussen [minderjarige] en zijn vader. Toch zijn er nog steeds zorgen om de draagkracht van de moeder. Ook omdat het contact met de vader moeizaam verloopt en de draagkracht van de moeder nog kwetsbaar is, vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de GI hierin de komende periode regie voert. Daarnaast weegt de kinderrechter mee dat de moeder de ondertoezichtstelling als helpend ervaart en dat zij het fijn zou vinden als de GI het komende jaar betrokken blijft. Om die redenen vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de regievoerder in het gedwongen kader betrokken blijft om de ouders en [minderjarige] te blijven ondersteunen.
5.5.
Gelet op de stappen die nog moeten worden genomen en de spanningen en onrust die een nieuwe mondelinge behandeling – in geval van een tussentijdse toetsing na zes maanden zoals aanvankelijk door de GI verzocht – bij de moeder teweegbrengt, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar verlengen, conform het petitum van het verzoekschrift. Aangezien de moeder de hoofdverzorger van [minderjarige] is, vindt de kinderrechter het belangrijk dat zij geen onnodige spanningen en stress ervaart en zich zoveel mogelijk kan richten op de opvoedsituatie van [minderjarige] .
De kinderrechter merkt verder op dat zij het belangrijk vindt dat de situatie stabiel blijft en de stijgende lijn wordt voortgezet en daarmee de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] wordt weggenomen. Van de GI verwacht zij dat de bezoeken onder begeleiding van [hulpverlener] tussen de vader en [minderjarige] op korte termijn van start zullen gaan, waarbij de GI zal monitoren hoe de bezoeken verlopen. Verder vindt zij het een goed plan van de GI om in combinatie met de begeleide bezoeken het traject Goed Genoeg Ouderschap in te zetten. Van de ouders verwacht de kinderrechter dat zij het belang van [minderjarige] voorop blijven stellen en dat zij met elkaar en de GI en de hulpverlening blijven samenwerken.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 16 juni 2025 en tot 16 juni 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025 door mr. Hendriks, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork, griffier, en op schrift gesteld op 20 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.