Op 13 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Hendriks, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 16 juni 2025 en tot 16 juni 2026. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, de gecertificeerde instelling (GI), die de ondertoezichtstelling aanvankelijk had aangevraagd. De ouders van [minderjarige], de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag. De moeder woont met [minderjarige], terwijl de vader zelfstandig begeleid woont binnen een GGZ-complex. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, maar de vader was niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er positieve stappen zijn gezet in de ontwikkeling van [minderjarige], maar dat er nog steeds zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De GI heeft aangegeven dat [minderjarige] extra hulp nodig heeft vanwege een ontwikkelingsachterstand en externaliserend gedrag. De moeder heeft aangegeven dat het beter met haar gaat en dat zij meer rust ervaart, wat ook een positief effect heeft op [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter benadrukt het belang van stabiliteit voor [minderjarige] en de noodzaak voor de ouders om samen te blijven werken met de GI en de hulpverlening.