ECLI:NL:RBZWB:2025:382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/02/422843 / FA RK 24-2425
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek gezamenlijk gezag door moeder en stiefvader, ondanks dat zij niet op hetzelfde adres staan ingeschreven in de Brp. Alsmede wijziging geslachtsnaam.

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende gezamenlijk gezag en wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige. De moeder en de stiefvader van de minderjarige hebben gezamenlijk verzocht om hen met het gezag over de minderjarige te belasten, ondanks dat zij niet op hetzelfde adres staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (Brp). De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van de minderjarige, die als belanghebbende is aangemerkt, niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft geconstateerd dat de vader niet betrokken is in het leven van de minderjarige en dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd zouden worden bij toewijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft ook de verzoeken tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige in overweging genomen. De minderjarige, die dertien jaar oud is, heeft aangegeven het leuk te vinden om dezelfde geslachtsnaam als zijn stiefvader te dragen, vooral omdat zijn moeder en stiefvader binnenkort gaan trouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bezwaren zijn tegen de wijziging van de geslachtsnaam en heeft het verzoek toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing per direct van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.

De rechtbank heeft bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan gezamenlijk door de moeder en de stiefvader wordt uitgeoefend en dat de geslachtsnaam van de minderjarige zal worden gewijzigd in die van de stiefvader. De beschikking zal worden toegestuurd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Breda, zodat de wijziging kan worden vastgelegd in de geboorteakte van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422843 / FA RK 24-2425
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Beschikking over wijziging gezag en wijziging geslachtsnaam
in de zaak op gezamenlijk verzoek van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
en
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren te Breda,
over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt in deze zaak als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda , hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • het op 24 mei 2024 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
  • het op 9 augustus 2024 ontvangen antwoordformulier, met als bijlage een brief van [minderjarige] .
1.2.
Op 17 december 2024 heeft de rechtbank de verzoeken, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder en de stiefvader, bijgestaan door mr. Hendrikx-Heeren;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad.
1.3.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling constateert de rechtbank dat de vader, die is aangemerkt als belanghebbende in deze procedure, niet is verschenen. Gelet hierop dient de rechtbank te controleren of de man correct is opgeroepen voor de mondelinge behandeling in deze zaak. Uit het ambtshalve door de rechtbank geraadpleegde uittreksel van de vader uit de Basisregistratie personen (Brp) blijkt dat de vader op het moment van het versturen van de oproepingsbrief, op 23 juli 2024, stond ingeschreven op een adres in de [gemeente] en dat die gemeente deze inschrijving op dat moment in onderzoek had. De rechtbank overweegt dat zolang een Brp-inschrijving in onderzoek is, kan worden uitgegaan van het vermoeden dat de desbetreffende persoon op het inschrijvingsadres woonachtig is, althans dat die persoon zijn of haar postbus regelmatig controleert op inkomende post. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de vader correct is opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Aangezien het de rechtbank ongeveer een week voorafgaand aan de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader inmiddels staat ingeschreven op een ander (brief)adres in [plaats 1] , is de vader op dat moment nogmaals opgeroepen op voormeld (brief)adres. Desondanks is de vader niet verschenen. De rechtbank heeft daarop de mondelinge behandeling van de verzoeken buiten zijn aanwezigheid voortgezet.
1.4.
[minderjarige] is, gelet op zijn leeftijd, gerechtigd om zijn mening in deze zaak kenbaar te maken. Daarom is hij per brief uitgenodigd om aan te geven of hij behoefte heeft om tijdens een gesprek met de kinderrechter of schriftelijk zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft daarop een brief gestuurd. Bij aanvang van de mondelinge behandeling heeft de rechter een samenvatting van de inhoud daarvan gedeeld met de aanwezigen.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad. [minderjarige] is tijdens deze relatie geboren.
2.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 oktober 2013 is onder meer bepaald dat de moeder en de vader vanaf dat moment gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen. Bij beschikking in hoger beroep van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 november 2014 is voormelde beslissing van de rechtbank echter vernietigd en is het verzoek van de vader om hem mede met het gezag over [minderjarige] te belasten, alsnog afgewezen. De moeder is sindsdien (wederom) met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
2.4.
De vader is niet betrokken in het leven van [minderjarige] . In de afgelopen tien jaren hebben de vader en [minderjarige] , op een aantal algemene contactmomenten na, geen contact met elkaar gehad.
2.5.
[minderjarige] woont bij zijn moeder en stiefvader.

3.De verzoeken

3.1.
De moeder en de stiefvader verzoeken, bij wijze van gezamenlijk verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • om hen gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te belasten;
  • de geslachtsnaam van [minderjarige] , te weten “ [geslachtsnaam van de vader] ”, te wijzigen in “ [geslachtsnaam van de stiefvader] ”.
3.2.
Op de onderbouwing van de verzoeken en het advies van de Raad, zal de rechtbank hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, ingaan.

4.De beoordeling

Wijziging gezag
4.1.
Uit artikel 1:253t, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
4.2.
Uit het tweede lid van voormeld artikel volgt dat, in het geval dat het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder staat, het verzoek slechts wordt toegewezen, indien:
de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
4.3.
De rechtbank overweegt, gezien de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, als volgt. Het verzoek is door de moeder en de stiefvader gezamenlijk ingediend. De moeder is sinds 6 november 2014 belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] . Bij beschikking van die datum van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is de eerdere beschikking van deze rechtbank van 15 oktober 2013, waarbij is bepaald dat de vader en de moeder gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , namelijk alsnog afgewezen en is bepaald dat de moeder (wederom) met het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] is belast. Hoewel de moeder en de stiefvader aangeven dat zij al ruim tien jaren samen een relatie hebben en dat de stiefvader samen met de moeder voor [minderjarige] zorgt, constateert de rechtbank dat zij niet op hetzelfde adres ingeschreven staan bij de gemeente (in de Brp). De moeder en [minderjarige] staan namelijk op een adres in [woonplaats] ingeschreven, terwijl de stiefvader momenteel ingeschreven staat op een adres in [plaats 2]. Daarbij komt nog dat hij in de afgelopen tien jaren op verschillende adressen in de regio Rotterdam ingeschreven heeft gestaan en dat hij volgens de Brp zelfs enige tijd geëmigreerd is geweest naar het buitenland. De moeder en de stiefvader hebben hierover aangegeven dat de stiefvader een eigen woning in [plaats 2] heeft en dat zij, onder meer vanwege schuldenproblematiek, ervoor hebben gekozen om de stiefvader niet op hetzelfde adres als de moeder en [minderjarige] in te schrijven bij de gemeente. De stiefvader is naar eigen zeggen inmiddels schuldenvrij en heeft een baan in [woonplaats] . Nu de persoonlijke situaties van de stiefvader en de moeder zijn gestabiliseerd, zijn zij voornemens om de stiefvader binnenkort alsnog op het adres van de moeder in te schrijven. Ook zijn zij met elkaar verloofd en willen zij graag op korte termijn met elkaar gaan trouwen. Dat de stiefvader feitelijk al tien jaren bij de moeder én [minderjarige] woont en dat hij voor [minderjarige] zorgt, wordt bovendien bevestigd in de brief die [minderjarige] heeft gestuurd. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling dat de moeder en de stiefvader al ruim tien jaren samen met [minderjarige] in gezinsverband samenleven en dat zij gedurende die periode samen voor [minderjarige] hebben gezorgd. De rechtbank stelt dan ook genoegzaam vast dat de moeder en de stiefvader in ieder geval gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de datum waarop het verzoek is ingediend, gezamenlijk de zorg voor [minderjarige] hebben gehad. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 1:253t, eerste en tweede lid BW.
4.4.
Uit het derde lid van voormeld artikel volgt dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4.5.
Het is de rechtbank gebleken dat de moeder en de vader nooit in gezinsverband hebben samengeleefd en dat [minderjarige] , op een aantal algemene contactmomenten na, zoals bij de begrafenis van de opa vaderszijde, al ruim tien jaren geen contact met elkaar hebben gehad. [minderjarige] heeft wat dat betreft dan ook niets meer van zijn vader te verwachten. Naar het oordeel van de rechtbank is, mede in het licht van de belangen van de vader, dan ook niet gebleken van een gegronde vrees dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd. Hoewel [minderjarige] weet wie zijn biologische vader is, acht de rechtbank het wel van belang, zoals de Raad heeft aangegeven, dat [minderjarige] tegenover zijn moeder en stiefvader over zijn vader kan (blijven) spreken en de nodige vragen over hem kan (blijven) stellen.
4.6.
Uit het vierde lid van voormeld artikel volgt dat het gezamenlijk gezag, bedoeld in het eerste lid, niet kan worden toegekend in de gevallen, bedoeld in artikel 253q, eerste lid, en artikel 253r. Ook staat het niet open voor rechtspersonen. Van deze situaties is geen sprake.
4.7.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten om de stiefvader, samen met de moeder, te belasten met het gezag over [minderjarige] . Het daartoe strekkende gezamenlijke verzoek van de moeder en de stiefvader zal dan ook worden toegewezen.
Wijziging geslachtsnaam
4.8.
Uit artikel 1:253t, vijfde lid BW volgt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander, of van een ouder en de ander in een vrij te bepalen volgorde. Artikel 1:5, veertiende lid BW (betreffende gecombineerde geslachtsnamen) is van overeenkomstige toepassing. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
4.9.
De rechtbank overweegt dat [minderjarige] , die momenteel dertien jaren oud is, in zijn brief heeft aangegeven dat hij het leuk vindt als hij dezelfde geslachtsnaam als zijn stiefvader krijgt. Dit ook omdat zijn moeder en stiefvader binnenkort gaan trouwen en zij dan allemaal dezelfde geslachtsnaam hebben. Nu het gezamenlijke verzoek van de moeder en de stiefvader om hen gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige] zal worden toegewezen, zoals hiervoor reeds is overwogen, en niet gebleken is dat het belang van [minderjarige] zich tegen toewijzing van de verzochte geslachtsnaamwijziging verzet, zal de rechtbank dit verzoek ook toewijzen.
Toesturen van de beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand
4.10.
De rechtbank zal deze beschikking toesturen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Breda en die ambtenaar gelasten van deze beschikking betreffende de wijziging van de geslachtsnaam een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van [minderjarige] .
Uitvoerbaar bij voorraad
4.11.
De rechtbank zal de beslissing tot wijziging van het gezag, gelet op het karakter daarvan en het belang dat hierover duidelijkheid bestaat, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de moeder en de stiefvader. Dit betekent dat die beslissing per direct van kracht is en dat een eventueel hoger beroep die beslissing niet schorst.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat het gezag over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] , voortaan door de moeder en de stiefvader gezamenlijk wordt uitgeoefend;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijzigt de geslachtsnaam van de minderjarige [minderjarige] , in die zin dat zijn geslachtsnaam “ [geslachtsnaam van de stiefvader] ” zal zijn in plaats van “ [geslachtsnaam van de vader] ”;
5.4.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank, wanneer de beslissing tot wijziging van de geslachtsnaam in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Breda , om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025 door mr. Van Triest, rechter, tevens kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.