In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende gezamenlijk gezag en wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige. De moeder en de stiefvader van de minderjarige hebben gezamenlijk verzocht om hen met het gezag over de minderjarige te belasten, ondanks dat zij niet op hetzelfde adres staan ingeschreven in de Basisregistratie Personen (Brp). De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van de minderjarige, die als belanghebbende is aangemerkt, niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft geconstateerd dat de vader niet betrokken is in het leven van de minderjarige en dat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige verwaarloosd zouden worden bij toewijzing van het verzoek.
De rechtbank heeft ook de verzoeken tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige in overweging genomen. De minderjarige, die dertien jaar oud is, heeft aangegeven het leuk te vinden om dezelfde geslachtsnaam als zijn stiefvader te dragen, vooral omdat zijn moeder en stiefvader binnenkort gaan trouwen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bezwaren zijn tegen de wijziging van de geslachtsnaam en heeft het verzoek toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing per direct van kracht is, ongeacht een eventueel hoger beroep.
De rechtbank heeft bepaald dat het gezag over de minderjarige voortaan gezamenlijk door de moeder en de stiefvader wordt uitgeoefend en dat de geslachtsnaam van de minderjarige zal worden gewijzigd in die van de stiefvader. De beschikking zal worden toegestuurd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Breda, zodat de wijziging kan worden vastgelegd in de geboorteakte van de minderjarige.