Op 20 mei 2025 vond in de rechtbank Zeeland-West-Brabant een zitting plaats in de enkelvoudige raadkamer, waar het klaagschrift van de klager werd behandeld. De klager, geboren in 2005, had een klaagschrift ingediend op 14 maart 2025, waarin hij verzocht om opheffing van het beslag op een Volkswagen Golf, die op naam van zijn vader stond. De klager was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde, mr. S.A. Heukers, en de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, waren aanwezig. De klager stelde dat het beslag geen strafvorderlijk doel meer diende en dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van de belanghebbende in het geding kwam. De belanghebbende verklaarde dat de klager het voertuig zonder toestemming had gebruikt en dat hij ervoor zou zorgen dat dit niet meer zou gebeuren.
De officier van justitie betoogde dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat de klager de feitelijke gebruiker van het voertuig was, ondanks dat het op naam van zijn vader stond. De rechtbank oordeelde dat het belang van de verkeersveiligheid zwaarder woog dan het persoonlijke belang van de klager en de belanghebbende. De rechtbank concludeerde dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat de klager niet de eigenaar van het voertuig was. De beslissing werd op 10 juni 2025 genomen door rechter mr. L.W. Louwerse en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.