ECLI:NL:RBZWB:2025:3822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
RK 25-006072 & 25-006073
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1983, heeft een verzoek ingediend voor schadevergoeding ten laste van de Staat, naar aanleiding van een onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Het verzoek is op 28 februari 2025 ingediend en betreft een schadevergoeding van € 260,00 voor de dagen die de verzoeker in verzekering heeft doorgebracht, alsook een vergoeding van € 384,78 voor kosten van rechtsbijstand en € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verschil bestaat tussen het standpunt van de verzoeker en de reactie van de officier van justitie, die heeft ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift. Tijdens de openbare raadkamer op 20 mei 2025 was de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, aanwezig, terwijl de verzoeker en zijn advocaat niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op schadevergoeding, omdat de zaak is geseponeerd en er geen veroordeling heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft de gevraagde bedragen toegewezen, inclusief de kosten van rechtsbijstand, en heeft bepaald dat het totaalbedrag van € 724,78 aan de verzoeker zal worden overgemaakt. De beslissing is genomen door mr. L.W. Louwerse en is op 23 mei 2025 openbaar gemaakt. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-055761-25
raadkamernummer : 25-006072 & 25-006073
datum : 20 mei 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de verzoeken op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1983 te [land],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.C. van der Want, Houtkaai 7, 4331 JR Middelburg,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 28 februari 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het op 28 februari 2025 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 384,78, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 21 februari 2025;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Namens verzoekster is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich in de schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling vastgesteld dat er geen verschil bestaat tussen het standpunt van verzoekster in het verzoekschrift en de reactie van de officier van justitie. Verzoekster en officier van justitie hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij verzoekster en de advocaat niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
Op 20 mei 2025 heeft het onderzoek door de openbare raadkamer plaatsgevonden. Hierbij was de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, aanwezig. Verzoekster en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht.
Verzoekster heeft
2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 384,78is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 724,78, bestaande uit:
- € 384,78 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 984,78zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting beheer derdengelden DKW advocaten te Zierikzee, onder vermelding van “[verzoeker]/25-006072 & 25-006073”.
Deze beslissing is op 23 mei 2025 genomen door mr. L.W. Louwerse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 23 mei 2025.
De griffier is niet in staat om deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.