ECLI:NL:RBZWB:2025:3841

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
11238155 CV EXPL 24-2757 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van WesterStalling B.V. voor schade aan vouwwagen door brand in stalling

In deze zaak vordert eiser, die zijn vouwwagen had opgeslagen bij WesterStalling B.V., schadevergoeding na het verlies van zijn vouwwagen door een brand in de stalling. Eiser stelt dat WesterStalling in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld en zich niet kan beroepen op de exoneratieclausule in de algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelt dat WesterStalling niet aansprakelijk is voor de schade. De rechter stelt vast dat WesterStalling voldoende maatregelen heeft getroffen om brand te voorkomen en dat eiser zelf verantwoordelijk was voor het verzekeren van zijn vouwwagen. De rechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de bewaarnemer als de bewaargever in een overeenkomst van bewaarneming.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11238155 \ CV EXPL 24-2757
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
WESTERSTALLING B.V.,
te Almkerk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: WesterStalling,
gemachtigde: mr. A.P.E. de Ruiter.

1.De zaak in het kort

De vouwwagen van [eiser] was opgeslagen in de stalling van WesterStalling. Door een brand in de stalling is de vouwwagen verloren gegaan. [eiser] wil dat WesterStalling zijn schade vergoedt, omdat WesterStalling volgens hem in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld en zich daarom niet op de in de algemene voorwaarden opgenomen exoneratieclausule mag beroepen. De kantonrechter geeft eiser ongelijk.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024
- de akte van 22 november 2024 met producties van [eiser]
- de aanvullende productie van [eiser]
- de aanvullende productie van WesterStalling
- de mondelinge behandeling van 14 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. Op 22 mei 2021 heeft [eiser] een stallingsovereenkomst gesloten met WesterStalling voor de stalling van zijn vouwwagen, een Aart Kok Kariba vouwwagen uit 2012, tegen betaling van een stallingsprijs van € 369,00 per jaar.
b. In de stallingsovereenkomst staat onder het kopje “H. Verzekering” vermeldt:
De bewaargever is zelf verantwoordelijk voor het verzekeren van het stallingsobject tegen cascoschade (brand, diefstal, e.d.) alsmede tegen andere mogelijke schades.
c. In de algemene voorwaarden staat, voor zover van belang, het volgende:
Artikel 13. Aansprakelijkheid
De Stallinghouder is niet aansprakelijk voor schade aan het Stallingsobject, tenzij de Klant aantoont dat dit direct veroorzaakt is doordat Stallinghouder toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de tussen Partijen gesloten Stallingsovereenkomst.
De Klant is zelf verantwoordelijk voor het verzekeren van het Stallingsobject tegen verlies, diefstal en cascoschade (brand, overstromingen, storm e.d.), alsmede tegen andere mogelijke schades, waaronder wettelijke aansprakelijkheid. Stallingsobjecten worden door de Stallinghouder niet verzekerd tegen enige vorm van schade, diefstal of verlies. De Stallinghouder is niet aansprakelijk voor de nadelige gevolgen die de Klant ondervindt, indien de Klant zijn verzekering aanspreekt, waaronder eventuele premiewijziging, wijziging in de polisvoorwaarden of verlies van schadevrije jaren.
Stallinghouder is in het bijzonder niet aansprakelijk voor schade waartegen de Klant zich ingevolge lid 2 van dit artikel had kunnen en moeten verzekeren, waaronder schade als gevolg van:
brand, ontploffing, kortsluiting, zelfontbranding en blikseminslag;
diefstal, inbraak, verduistering of een poging tot verduistering en joyriding;
overstroming, vloedgolf, onderwaterzetting, hagel, aardverschuiving, vulkanische uitbarsting, lawines, vallend gesteente, instorting en aardbeving;
vallend glas (glasvalschade), bijvoorbeeld door sneeuwophoping of hagel;
storm (windkracht 7 of meer), alsmede schade door voorwerpen die tijdens of door de storm op het Stallingsobject vallen en schade door voorwerpen die rondvliegen tijdens de storm;
ruitbreuk of barsten in ramen van het Stallingsobject zelf.
Voorts is Stallinghouder niet aansprakelijk voor schade als gevolg van de uit artikelen 6, 17 en 18 van deze algemene voorwaarden alsmede de op de locatie van de Stallinghouder kenbaar gemaakte huisregels voor de Klant voortvloeiende verplichtingen, voor zover Klant heeft nagelaten deze na te komen. Als eigenaar van het Stallingsobject is de Klant verantwoordelijk voor schade aan de Stallingsruimte en eigendommen van Stallinghouder, alsmede eigendommen van derden veroorzaakt door gebreken aan het Stallingsobject zoals olie-, koelvloeistof- en benzine-lekken.
(…)
7.
7. Tenzij er sprake is van opzet of grove schuld aan de kant van Stallinghouder, is deaansprakelijkheid van de Stallinghouder te allen tijde beperkt tot nakoming van haarverplichtingen uit de Stallingsovereenkomst en tot maximaal het bedrag dat Klant uithoofde van de Stallingsovereenkomst in een jaar verschuldigd is. Een dergelijkebeperking van de aansprakelijkheid is redelijk gezien de geringe huurprijs voor hetStallingsobject ten opzichte van de mogelijke waarde van het gestalde object.
d. [eiser] heeft de vouwwagen niet verzekerd.
e. In de bij de overeenkomst behorende Stallingswijzer en in de Huisregels Caravanstalling zijn verschillende “huisregels” opgenomen voor de bewaargever. Zo mogen in de stallingsobjecten geen gasflessen of andere gevaarlijke /ontvlambare stoffen achterblijven en moet op de accu een accumassa slot worden gemonteerd. Op het gehele terrein mag niet worden gerookt. Op de locatie is het evenmin toegestaan onderhouds-, schoonmaak- of reparatiewerkzaamheden aan het stallingsobject te verrichten.
f. De huisregels zijn aan [eiser] verstrekt en hangen op het terrein.
g. Eigenaren van objecten moeten een afspraak maken voor het brengen en halen van stallingsobjecten. Het terrein is omringd door een hek met een toegangspoort. Bewaargevers krijgen toegang tot het terrein met behulp van een digitale toegangspas of hun mobiele nummer dat met WesterStalling gecommuniceerd is. Het is eigenaren niet toegestaan zonder toestemming van de beheerder in de stalling te komen. Het pand werd bewaakt door middel van camera’s. Op het terrein was een beheerder aanwezig.
h. Op 10 mei 2023 is brand uitgebroken op het terrein. Bij die brand is onder meer de vouwwagen van [eiser] verloren gegaan.
i. De oorzaak van het ontstaan van de brand en de exacte ontstaansplaats van de brand is niet vast komen te staan.
j. WesterStalling is door de eigenaren van gestalde objecten aansprakelijk gesteld voor hun schade. WesterStalling heeft vervolgens een claim ingediend bij haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering bij Interpolis. Interpolis heeft Achmea Expertise verzocht een toedrachtsonderzoek in te stellen. Volgens Interpolis is WesterStalling niet aansprakelijk, omdat WesterStalling ruimschoots haar zorgplicht uit artikel 7:602 BW heeft nageleefd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert – samengevat – WesterStalling te veroordelen tot betaling van
€ 6.000,00, vermeerderd met rente (tot de dagvaarding berekend op basis van 8% € 395,00), en WesterStalling in de proceskosten te veroordelen. [eiser] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat WesterStalling toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de met WesterStalling gesloten bewaarnemingsovereenkomst, doordat WesterStalling de vouwwagen niet heeft kunnen teruggeven. WesterStalling is aansprakelijk voor de ontstane schade, omdat zij niet de zorg van een goed bewaarnemer in acht heeft genomen. Er waren weliswaar huisregels maar het is de vraag of de objecteigenaren (de “stallers”) die ook nakwamen. Volgens [eiser] waren er bovendien geen (automatische) brand/rookmelders en was er een verbouwing ten tijde van de brand. Ook is WesterStalling haar zorgplicht niet nagekomen, omdat zij te beperkte maatregelen heeft genomen om de kans op brand te verlagen. Het exoneratiebeding in artikel 13 van de algemene voorwaarden is onredelijk bezwarend. Een verzekering was volgens de overeenkomst ook niet verplicht. [eiser] was in de veronderstelling dat het een keuze was om wel of geen verzekering af te sluiten. [eiser] heeft bewust geen verzekering afgesloten omdat hij de kans dat er schade aan zijn vouwwagen zou komen gering achtte. In 2022 zijn er zonnepanelen geplaatst op het dak en is er een vergunning aangevraagd voor het wijzigen van het interne gebruik voor het inrichten van een garagewerkplaats. Hiermee zijn nieuwe risico’s geïntroduceerd. Het betreft één brandcompartiment. De brand is als eerste in hal 5 ontstaan, waar Mobile Home Repair was gevestigd. Volgens [eiser] is de werkplaats niet overeenkomstig de vergunningvoorschriften gerealiseerd. Het had een apart brandcompartiment voor de werkplaats moeten zijn. [eiser] is bovendien vooraf niet ingelicht dat er een werkplaats was gerealiseerd. Hij had daarover geïnformeerd moeten worden, zodat hij een keuze kon maken om de vouwwagen alsnog te verzekeren of daar weg te halen, aldus [eiser] .
4.3.
WesterStalling voert verweer. WesterStalling vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en wil dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld. WesterStalling wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
4.4.
WesterStalling betwist dat zij voor de schade aansprakelijk is. Primair beroept zij zich op de beperking van haar aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden. Subsidiair is Westerstalling van mening dat zij niet toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst. Ook is sprake van eigen schuld van [eiser] , omdat hij geen verzekering heeft afgesloten.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Overeenkomst van bewaarneming
5.1.
Voorop staat dat partijen een overeenkomst van bewaarneming zijn aangegaan. Dit betekent dat op WesterStalling als bewaarnemer de hoofdverplichting rust om de vouwwagen te bewaren en aan [eiser] terug te geven in de staat waarin zij die heeft ontvangen (artikel 6:600 BW).
5.2.
Vast staat dat WesterStalling als gevolg van de brand de teruggaveverplichting van artikel 7:605 lid 4 BW niet kan nakomen. Of dit tot aansprakelijkheid van WesterStalling leidt, is afhankelijk van de vraag of zij aan de op haar als goed bewaarnemer rustende zorgplicht heeft voldaan (artikel 7:602 BW). De wetgever heeft geen aandacht besteed aan de vraag wat daaronder moet worden verstaan en hoever de zorg van de bewaarnemer in een concreet geval moet gaan. Het antwoord op die vragen kan in de eerste plaats te vinden zijn in de inhoud van de overeenkomst zelf, vastgesteld aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Maar ook de aard van de zaak die in bewaring wordt gegeven en wat de bewaarnemer daarover weet, voorts het gebruik, de redelijkheid en billijkheid en de omstandigheden van het geval zijn van invloed op de zorgplicht van de bewaarnemer en wat de bewaargever daarvan mag verwachten. Dit betekent dat indien WesterStalling met inachtneming van voorgaande criteria heeft gedaan wat van een goed bewaarnemer mag worden verwacht, het niet aan hem is toe te rekenen dat hij de vouwwagen niet meer aan [eiser] kan teruggeven. Van aansprakelijkheid is dan geen sprake. Indien hij niet aan de op hem rustende zorgplicht heeft voldaan, is het wel aan hem toe te rekenen dat hij niet aan zijn verplichting om de vouwwagen terug te geven aan [eiser] kan voldoen en is hij aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade.
Uitsluiting van aansprakelijkheid door brand
5.3.
Volgens [eiser] is de uitsluiting van aansprakelijkheid in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend en volgt dat ook uit het vermoeden van artikel 6:237 onder f BW. Daarnaast begrijpt de kantonrechter de stellingen van [eiser] zo dat hij van mening is dat WesterStalling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toekomt op de exoneratieclausule in de algemene voorwaarden, omdat WesterStalling onvoldoende maatregelen heeft getroffen.
5.4.
Op grond van artikel 6:237 onder f BW wordt een beding dat een gebruiker (in dit geval WesterStalling) geheel of ten dele bevrijdt van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dat vermoeden zou kunnen gelden voor artikel 13, leden 3 en 7 van de algemene voorwaarden. Dat brengt niet automatisch mee dat het beding oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13, maar is wel een wezenlijk aspect dat meeweegt bij die beoordeling. De aard van de overeenkomst is een stallingsovereenkomst. Volgens die overeenkomst wordt de vouwwagen tegen een bepaald bedrag per maand gestald. Zoals WesterStalling terecht heeft aangevoerd is tussen partijen overeengekomen dat de bewaargever het stallingsobject zelf verzekert tegen brandschade. Dat is opgenomen onder punt H van de overeenkomst alsmede in lid 2 van artikel 13 van de algemene voorwaarden. [eiser] heeft er bewust voor gekozen om zijn vouwwagen niet te verzekeren. Door [eiser] is niet weersproken dat een dergelijke uitsluiting van aansprakelijkheid gebruikelijk is bij stallingsobjecten, dat het voor WesterStalling niet mogelijk is zelf een verzekering te regelen voor de stallingsobjecten en indien het wel mogelijk zou zijn dat dat een aanzienlijke verhoging van de stallingsprijs zou betekenen. Uit de overeenkomst volgt duidelijk dat de klant een verzekering moet sluiten. Het is in de markt ook eenvoudig, gemakkelijk en gebruikelijk dat consumenten zoals [eiser] soortgelijke verzekeringen sluiten voor dit soort zaken. Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat het beding in artikel 13 van de algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend is en ook niet in strijd is met redelijkheid en billijkheid.
5.5.
Het voorgaande betekent dat WesterStalling een beroep toekomt op het exoneratiebeding. Dit betekent dat zij in beginsel niet aansprakelijk is voor de schade aan de vouwwagen door de brand.
Redelijkheid en billijkheid
5.6.
Het voorgaande neemt niet weg dat een beroep op het exoneratiebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW onaanvaardbaar kan zijn. Volgens [eiser] is dat het geval omdat, kort gezegd, WesterStalling te weinig maatregelen heeft genomen om het risico op brand te matigen, oftewel haar zorgplicht als bewaarnemer heeft geschonden, en nieuwe risico’s heeft geïntroduceerd met het leggen van zonnepanelen en de aanwezigheid van een werkplaats.
5.7.
De kantonrechter overweegt het volgende.
5.8.
Beoordeeld dient te worden of WesterStalling aan haar zorgplicht heeft voldaan. Op WesterStalling berust de stelplicht/bewijslast wat betreft de zorgplicht.
Volgens [eiser] heeft WesterStalling onvoldoende veiligheidsmaatregelen getroffen om brand te voorkomen en heeft zij in ernstige mate haar zorgplicht geschonden. Uit het rapport van Achmea Expertise blijkt echter dat WesterStalling voldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van schade, te weten:
Er zijn huisregels gesteld om te voorkomen dat brandgevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Deze huisregels werden gecontroleerd.
Objecten werden spanningsvrij gestald.
Er waren in de hallen – behoudens verlichting – geen stroomvoorzieningen.
Er mochten geen (brandgevaarlijke) werkzaamheden plaatsvinden in de stallingsruimten.
De toegang tot het terrein werd beperkt tot eigenaren en de toegang tot de hallen beperkt tot de beheerder.
Er werd toezicht gehouden door een beheerder en er waren bewakingscamera’s geïnstalleerd.
5.9.
WesterStalling heeft [eiser] erop gewezen dat hij een verzekering moest afsluiten. [eiser] wist dat en hij heeft bewust het risico genomen en geen verzekering afgesloten. Uit het NEN6060 onderzoek blijkt dat aan alle brandveiligheidseisen zijn voldaan. Ten tijde van de brand was de totale vuurlast zelfs 23% lager dan hetgeen maximaal was toegestaan.
Ook na de installatie van de zonnepanelen voldeed WesterStalling aan de eisen.
5.10.
[eiser] vindt dat WesterStalling niet heeft voldaan aan haar zorgplicht in verband met de reparaties die in hal 5 werden uitgevoerd. De kantonrechter volgt [eiser] niet in dit standpunt, nu hij dit onvoldoende heeft onderbouwd. Ook al zou de werkplaats niet volgens de richtlijnen zijn gebouwd, is dit niet in strijd met brandveiligheid, omdat uit het onderzoek van Achmea Expertise dit niet naar voren is gekomen. Tevens is de oorzaak van de brand niet is vastgesteld.
5.11.
[eiser] vindt dat WesterStalling hem had moeten inlichten over de wijzigingen zoals het realiseren van een werkplaats in één brandcompartiment, zodat hij een andere keuze kon maken om mogelijk wel een verzekering te gaan sluiten. Het enkele feit dat WesterStalling [eiser] hierover niet zou hebben ingelicht, betekent niet dat WesterStalling niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. In de overeenkomst staat immers als verplichting opgenomen dat de bewaargever zelf verantwoordelijk is voor het verzekeren van het stallingsobject tegen, in dit geval, brand. [eiser] heeft de keuze gemaakt om geen verzekering af te sluiten. Daarnaast blijkt uit de brief van DLV-advies van 24 september 2024 dat de verplichting om van een werkplaats een apart brandcompartiment te maken niet is opgenomen in het Bouwbesluit of andere regelgeving. Verder was [eiser] van het bestaan van de werkplaats op de hoogte omdat elke keer als hij de vouwwagen wilde stallen en/of halen hij op een formulier dat hij daarvoor moest invullen kon aanvinken of er onderhoudswerkzaamheden bij de werkplaats moesten worden uitgevoerd.
5.12.
Uit het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het beroep van WesterStalling op het exoneratiebeding niet onaanvaardbaar is. Anders dan [eiser] betoogt, heeft Westerstalling haar zorgplicht niet geschonden en is niet gebleken van nieuwe risico’s in die mate dat [eiser] had moeten worden geïnformeerd. De kantonrechter zal daarom de vorderingen van [eiser] afwijzen.
Proceskosten
5.13.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WesterStalling worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst af de vorderingen van [eiser] ,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten en nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 6.2. en 6.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.