ECLI:NL:RBZWB:2025:3856

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
02-164844-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in een zedenzaken met betrekking tot verkrachting en seks met een niet instemmende persoon

Op 20 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en het hebben van seks met een persoon die niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 juni 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de primair ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen was, gebaseerd op de verklaring van het vermeende slachtoffer, [benadeelde 1], en ondersteunend bewijs zoals WhatsApp-berichten. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verklaring van [benadeelde 1] onbetrouwbaar was en dat er onvoldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van [benadeelde 1] niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld voor verkrachting. Ook het subsidiaire feit, het hebben van seks met iemand die niet in staat was haar wil te bepalen, kon niet bewezen worden, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [benadeelde 1] niet in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-164844-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1996, te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsvrouw mr. S. Aarts, advocaat te Rotterdam.
De voorlopige hechtenis van verdachte is bij afzonderlijke beslissing op 10 juni 2025 opgeheven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 juni 2025, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) in de periode van 1 december 2021 tot en met 30 augustus 2022 [benadeelde 1] meermaals heeft verkracht en
(subsidiair) dat hij in die periode seksueel is binnengedrongen bij [benadeelde 1] terwijl hij wist dat zij vanwege een verstandelijke beperking niet in staat was haar wil daarover (voldoende) kenbaar te maken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarvoor op de verklaring van [benadeelde 1] die geloofwaardig en betrouwbaar is. De verklaring wordt daarnaast ondersteund door objectief bewijs, zoals de Whatsappberichten tussen verdachte en [benadeelde 1] , de zoektermen die verdachte gebruikt heeft op het internet en de modus operandi zoals hij die gebruikte in andere zaken. Daar staat tegenover dat de verklaring van verdachte niet geloofwaardig en niet aannemelijk is. Voor zover de rechtbank het primair tenlastegelegde niet bewezen acht, is de officier van justitie van mening dat het subsidiaire feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft de ten laste gelegde seksuele handelingen met [benadeelde 1] verricht terwijl hij wist dat zij haar wil daaromtrent niet (voldoende) kenbaar kon maken en geen weerstand kon bieden aan hem.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaring van [benadeelde 1] is onbetrouwbaar omdat deze verklaring op diverse punten tegenstrijdig en niet geloofwaardig is. Die verklaring kan daarom niet dienen als bewijs. Bovendien is er geen steunbewijs, zodat het bewijsminimum niet wordt gehaald.
Verdachte wist ook niet dat [benadeelde 1] functioneerde op het niveau van een matig verstandelijke beperking. De verdediging bepleit daarom ook voor het subsidiair tenlastegelegde vrijspraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het feit dat zij zich voordoen in een situatie waarbij slechts twee personen aanwezig zijn: een verondersteld slachtoffer en een veronderstelde dader. Indien de veronderstelde dader ontkent, moet de rechter allereerst beoordelen of aan het bewijsminimum is voldaan. De bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Ook als die verklaring betrouwbaar wordt geacht, is die enkele verklaring onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Er moet dus meer bewijs zijn; iets dat die verklaring ondersteunt. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de belastende verklaring worden genoemd ondersteuning vindt in één of meer bewijsmiddelen. Het ondersteunende bewijsmateriaal mag niet in een te ver verwijderd verband staan met de verklaring van de aangever en moet bovendien uit een andere bron komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever voldoende wettig bewijs kan opleveren.
Primair: verkrachting
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (oud) te kunnen komen, moet vast komen te staan dat verdachte door geweld of andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of andere feitelijkheden het slachtoffer heeft gedwongen om het seksueel contact te ondergaan.
In deze zaak staat niet ter discussie dat verdachte en [benadeelde 1] meermalen seksuele handelingen met elkaar hebben verricht, waaronder vaginale penetratie met de penis. Verdachte heeft ontkend dat hij [benadeelde 1] tot die handelingen heeft gedwongen.
Namens [benadeelde 1] is door haar moeder aangifte gedaan van verkrachting van [benadeelde 1] door verdachte: hij zou op meerdere momenten tegen haar zin seksueel bij [benadeelde 1] zijn binnengedrongen. Verdachte heeft juist verklaard dat hij en [benadeelde 1] een relatie met elkaar hadden en dat de seksuele contacten tussen hen vrijwillig plaatsvonden. De vraag die aan de rechtbank voorligt is of wettig, maar ook overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [benadeelde 1] in die periode (meermaals) verkracht zou hebben.
In het dossier bevindt zich een informatief gesprek met de moeder van [benadeelde 1] , gevolgd door een door de moeder gedane aangifte, een studioverhoor met [benadeelde 1] en een proces-verbaal van bevindingen met een verklaring van de tante aan wie [benadeelde 1] voor het eerst verteld zou hebben hoe en van wie ze zwanger is geraakt. De rechtbank constateert dat al deze verklaringen naar één bron te herleiden zijn. Voor een bewezenverklaring is derhalve een bewijsmiddel nodig dat de aangifte van verkrachting van [benadeelde 1] door verdachte ondersteunt.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de tussen [benadeelde 1] en verdachte uitgewisselde WhatsAppberichten (zoals het bericht van 18 juni 2022 met de strekking ‘
kom je, kom zelfde plek, kom anders ga ik zeggen’)in de telefoon van verdachte, ondersteunend zijn voor de aangifte dat [benadeelde 1] verkracht zou zijn door verdachte. Verdachte zou [benadeelde 1] onder druk hebben gezet met foto’s en video’s. Verdachte heeft steeds ontkend dat hij [benadeelde 1] gedwongen heeft om te komen en seks met hem te hebben. Hij heeft verklaard dat deze berichten juist zo uitgelegd moeten worden dat hij tegen haar familie zou gaan vertellen dat zij een seksuele relatie met elkaar hadden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de veiliggestelde WhatsAppberichten uit de telefoon van verdachte – mede gelet op de uitleg die verdachte daarvoor heeft gegeven – onvoldoende steun bieden voor de ten laste gelegde dwang waaronder de seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Dat geldt temeer nu dergelijke foto’s of video’s niet zijn aangetroffen en in de berichten tussen verdachte en [benadeelde 1] daar niet over gesproken wordt. Op de telefoon van [benadeelde 1] zijn in het geheel geen berichten tussen haar en verdachte aangetroffen; haar broer heeft haar telefoon vóór de inbeslagname teruggezet naar fabrieksinstellingen.
De officier van justitie heeft daarnaast nog gewezen op de zoektermen die verdachte in de ten laste gelegde periode heeft gebruikt, zoals ‘
forced fuck deep’, ‘laylow’, ‘deep anal forced cry’en
‘crazy porn tube’, maar ook die bieden onvoldoende steun dat de seksuele handelingen tussen verdachte en [benadeelde 1] onder dwang hebben plaatsgevonden.
Tot slot heeft de officier van justitie nog gewezen op twee eerdere veroordelingen van verdachte voor verkrachting. Deze moeten volgens de officier van justitie als schakelbewijs worden gezien, omdat de werkwijze van verdachte bij die feiten op essentiële punten overeen zou komen met het ten laste gelegde feit. De rechtbank ziet die overeenkomsten in werkwijze echter niet. In de ene zaak ging het over het brengen van zijn vingers in de vagina over een legging van het slachtoffer heen en in de andere zaak heeft verdachte gedreigd een aanstootgevende foto van het slachtoffer te versturen naar haar broer. De werkwijzen in die zaken verschillen niet alleen van elkaar, maar ook van de werkwijze in de onderhavige zaak.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de primair ten laste gelegde verkrachting, zodat de rechtbank verdachte daarvan zal vrijspreken.
Subsidiair: seks hebben met iemand die niet in staat is om haar wil te bepalen
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank moet daartoe beoordelen of [benadeelde 1] al dan niet in staat is geweest om haar wil over het hebben van seks met verdachte te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden én of verdachte – indien [benadeelde 1] daartoe niet in staat was – dat wist.
Over [benadeelde 1] is op 3 oktober 2024 gerapporteerd door [de gz-psycholoog] .
Op de vraag of [benadeelde 1] leidt aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil met betrekking tot de seksuele handeling(en) te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, heeft de deskundige geantwoord dat er sprake is van een matig verstandelijke beperking bij [benadeelde 1] , maar geen expliciet antwoord gegeven op het tweede deel van die vraag.
Op de tweede vraag heeft de deskundige geantwoord dat de vraag in hoeverre het voor een ander kenbaar is geweest dat onderzochte
beperkt was in haar keuzevrijheidniet beantwoord kan worden omdat zij de ander - daarmee kennelijk doelend op verdachte - niet heeft onderzocht en er in het algemeen grote variatie is in wat een ander opmerkt. De rechtbank merkt hierbij op dat de vraag die de deskundige beantwoordt niet volledig is, omdat de seksuele context van de vraag – in hoeverre was zij in staat
haar wilmet betrekking tot de seksuele handeling(en)te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden– daarbij niet (kenbaar) wordt meegenomen. De deskundige merkt daarna op dat zij zich tevens heeft afgevraagd of het aannemelijk is dat iemand niet merkt dat onderzochte verstandelijk beperkt is. Vanwege haar presentatie, de wijze waarop [benadeelde 1] contact maakt, haar manier van spreken, omgaan met emoties en spanningen en haar beperkte vaardigheden, lijkt dit weinig aannemelijk, aldus de deskundige. De deskundige heeft daarbij geen aandacht besteed aan het feit dat er serieuze aanwijzingen zijn dat ook verdachte verstandelijk beperkt is: dat volgt uit de over hem opgemaakte (oudere) rapporten en het feit dat ook hij speciaal onderwijs heeft gevolgd. De conclusie van de deskundige kwam blijkens het rapport voor [benadeelde 1] zelf als een verrassing.
De conclusie van de deskundige dat [benadeelde 1] niet in staat was om haar wil te bepalen met betrekking tot seksuele handelingen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In het geval die conclusie juist zou zijn, kan in elk geval niet bewezen worden dat verdachte dat wist of redelijkerwijze moest vermoeden.
Verdachte zal daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partijen
[benadeelde 1] , [benadeelde 2],
[benadeelde 3] , [benadeelde 4]en
[benadeelde 5]vorderen een schadevergoeding van respectievelijk € 255.768,50, € 50.000,--, € 208.651,--, € 25.000,-- en € 208.651,-- voor onderhavig feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

6.Het beslag

6.1
De teruggave aan verdachte
Onder verdachte is een mobiele telefoon in beslag genomen. Aangezien deze telefoon niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer, zal de rechtbank de teruggave ervan gelasten aan verdachte.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primaire en subsidiair ten laste gelegde feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
1. GSM (Omschrijving: PL2000-2022317232-G2570694, Apple)
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4]en
[benadeelde 5]niet-ontvankelijk in de vorderingen en bepaalt dat de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. F.L. Donders en
mr. P.L. Cheung, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 juni 2025.
Mr. Cheung is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 30 augustus 2022 te [plaats] en/of elders in Nederland, (telkens)
door geweld of andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, heeft gedwongen tot het ondergaan
van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , immers heeft verdachte (telkens) zijn
penis in de vagina van die [benadeelde 1] geduwd en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of bedreiging met andere
feitelijkheden uit het (telkens)
- geven van een sigaret, na het roken waarvan het donker werd voor de ogen van die [benadeelde 1] en/of
- betasten van haar benen en/of
- uittrekken van haar broek en/of
- dreigen foto’s en filmpjes van die [benadeelde 1] aan anderen te laten zien als die [benadeelde 1] niet naar hem kwam en/of
- dreigen die [benadeelde 1] te vermoorden en/of de familie van die [benadeelde 1] iets aan te doen als die [benadeelde 1] iets tegen haar familie zou zeggen en/of
- misbruik maken van het door feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [benadeelde 1] , terwijl die [benadeelde 1] zich gelet op haar geestelijke en/of
sociale ontwikkeling in een kwetsbare situatie bevond,
waardoor (aldus) voor die [benadeelde 1] een dusdanige bedreigende situatie is ontstaan, dat zij zich naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen
verzetten en/of daaraan heeft kunnen onttrekken;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 30 augustus 2022 te [plaats] en/of elders in Nederland, met [benadeelde 1]
[benadeelde 1] (geboren op [geboortedag 2] 1996), van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat
zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, immers was die [benadeelde 1] lijdende aan een
verstandelijke beperking, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] ,
hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [benadeelde 1] geduwd;
( art 243 Wetboek van Strafrecht )