ECLI:NL:RBZWB:2025:3875

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/02/436236 / FA RK 25/2907
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. Betrokkene, geboren in 1984, verblijft in een accommodatie te [plaats 2] en is onderworpen aan een crisismaatregel die door de burgemeester van Breda op 8 juni 2025 is genomen. De rechtbank heeft de procedure op 11 juni 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, evenals een arts in opleiding tot psychiater en een co-assistent. De officier van justitie was niet aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene met de crisismaatregel te maken heeft gehad vanwege onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, veroorzaakt door zijn psychische stoornis. De officier van justitie verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor drie weken, met het oog op medische controles en therapeutische maatregelen. Betrokkene heeft echter aangegeven dat hij bereid is om vrijwillig mee te werken aan de noodzakelijke klinische zorg en dat hij zijn verblijf in de instelling wil voortzetten.

De arts in opleiding tot psychiater heeft bevestigd dat betrokkene zich bewust is van zijn zorgbehoefte en dat hij bereid is om vrijwillig mee te werken aan de zorg. De advocaat van betrokkene heeft betoogd dat aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet wordt voldaan, gezien de bereidheid van betrokkene om vrijwillig zorg te ontvangen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat betrokkene zich niet langer verzet tegen de noodzakelijke zorg en dat de wettelijke eisen voor de voortzetting van de crisismaatregel niet meer zijn vervuld. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025 door mr. Tempel, rechter, en is op schrift gesteld op 20 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436236 / FA RK 25/2907
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Beschikking voortzetting crisismaatregel
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende te [plaats 1] ,
verblijvende te [plaats 2] , [accommodatie] ,
advocaat mr. A.W.M. van de Wouw te Galder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juni 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [naam 1] , arts in opleiding tot psychiater.
Tevens was aanwezig:
- mevrouw [naam 2] , co-assistent.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

Betrokkene verblijft met een crisismaatregel te [plaats 2] , [accommodatie] . De burgemeester van Breda heeft de crisismaatregel op 8 juni 2025 genomen.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),voor de duur van drie weken te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van
medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege
die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat, nadat eerst de politie bij hem thuis was geweest, hij vervolgens in de Ggz instelling is opgenomen. Naar hem is verteld zou hij in zijn directe woonomgeving personen hebben bedreigd. Echter klopt dit niet, hijzelf is degene die op dat moment gevaar liep wegens bommen die er op zijn woonwijk werden gegooid. Hij vindt het belangrijk dat zijn kant van het verhaal serieus wordt genomen. Wel is hij zich ervan bewust dat hij door een combinatie van factoren psychose gevoelig is. Om die reden werkt hij consequent mee aan toediening van de hem voorgeschreven medicatie. Hij is voornemens om dit - ook in een vrijwillig kader - te blijven doen, voor zo lang als zijn behandelaar dit noodzakelijk acht. Hij vindt het ook een goed idee om nog te blijven in de instelling. Hij wil dan ook zijn verblijf vrijwillig voortzetten.
4.2.
De arts in opleiding tot psychiater brengt naar voren dat betrokkene crisis is opgenomen, nadat hij over last gevend gedrag had vertoond, waarbij bovendien het risico was ontstaan op het oproepen van agressie van anderen en waarin gevaar dreigde voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen in zijn directe woonomgeving. Betrokkene laat sinds de crisisopname zien dat hij zich ervan bewust is dat voortgezette klinische zorg nog nodig is om verder te stabiliseren. Hij werkt consequent mee aan de geboden klinische zorg, waaronder de hem voorgeschreven medicatie. Er wordt op dit moment op vertrouwd dat bij betrokkene sprake is van voldoende bereidheid om vrijwillig te blijven meewerken aan de klinische zorg, die nog nodig is om hem zodanig te stabiliseren dat hij naar huis kan terugkeren met ambulante (na)zorg. Op grond van deze omstandig-heden ziet hij geen aanleiding voor zorg in een verplicht kader.
4.3.
De advocaat van betrokkene voert aan dat haar uit het besprokene tijdens de mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat haar cliënt volledig bereid is om aan de ter verdere stabilisatie nog noodzakelijke klinische zorg vrijwillig te blijven meewerken en dat dit door de aanwezige arts in opleiding tot psychiater wordt onderschreven. Gelet daarop stelt zij zich op het standpunt dat aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een machtiging tot voortzetting crisismaatregel niet wordt voldaan. Namens betrokkene stelt zij zich daarom op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en mondelinge behandeling is gebleken dat door de burgemeester van Breda ten aanzien van betrokkene op 8 juni 2025 een crisis-maatregel werd en kon worden genomen, omdat op dat moment voldaan werd aan de in artikel 7:1 Wvggz gestelde wettelijke eisen dat:
- er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel;
- er een ernstig vermoeden bestond dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakte;
- met de crisismaatregel het ernstig nadeel kon worden weggenomen;
- de crisissituatie dermate ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht;
- er sprake was van verzet tegen de zorg als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz.
5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat hij inziet dat hij zorg behoeft. Ook heeft hij zich uitdrukkelijk bereid verklaard om vrijwillig mee te (blijven) werken aan door de getroffen crisismaatregel ingezette, voor hem nog noodzakelijk bevonden klinische zorg. De behandelaar van betrokkene heeft aangegeven daarin voldoende vertrouwen te hebben en geen noodzaak meer te zien voor voortzetting van de crisismaatregel.
4.3
De rechtbank concludeert op grond van voormelde feiten en omstandigheden dat betrokkene zich niet (langer) verzet tegen de ter afwending van het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel noodzakelijke zorg, zodat niet langer wordt voldaan aan de hiervoor in 5.1 genoemde wettelijke eisen. Het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel zal daarom worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025 door mr. Tempel, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 20 juni 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.