Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1] , dochter van betrokkene;
- mevrouw [naam 2] , arts;
- mevrouw [naam 3] , zorgcoördinator.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene met dementie. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een betrokkene, geboren in 1937, die momenteel verblijft in een woonzorgcentrum. De rechtbank heeft de procedure op 5 juni 2025 met gesloten deuren behandeld, waarbij de betrokkene, zijn dochter, een arts en een zorgcoördinator zijn gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, en dat zijn gedrag leidt tot een aanzienlijk risico op ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing. De betrokkene heeft aangegeven dat hij zich niet thuis voelt in het woonzorgcentrum en heeft geprobeerd te ontsnappen, wat heeft geleid tot situaties waarin hij fysiek geweld heeft gebruikt. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 11 december 2025. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Tempel, rechter, en is op schrift gesteld op 20 juni 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.