ECLI:NL:RBZWB:2025:3877

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/02/435762 / FA RK 25-2658
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1993, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de risico's van decompensatie en het gebrek aan ziekte-inzicht bij betrokkene. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van twaalf maanden en omvat het toedienen van medicatie, beperkingen in de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie in geval van decompensatie. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de toegewezen zorgvormen evenredig en effectief zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435762 / FA RK 25-2658
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. J.H.P.M. Verhagen te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 23 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 juni 2025 op de [locatie]. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de heer [naam] , psychiater.
1.3.
De officier is, zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 23 juli 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van twaalf maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat hij vanuit [accommodatie] ambulante zorg ontvangt. Die zorg omvat ook medicatie toediening in depotvorm. Daaraan wordt door hem consequent meegewerkt. Wel ervaart hij van de medicatie als bijwerking dat hij zich emotioneel afgevlakt voelt. Dit, en omdat hij niet zijn hele verdere leven van medicatie afhankelijk wil zijn, maakt dat hij wil dat die wordt afgebouwd.
4.2.
De psychiater brengt naar voren dat hij kan bevestigen dat betrokkene op dit moment goed in de samenwerking is. Daardoor is er op dit moment strikt genomen geen noodzaak voor een klinische opname als één van de vormen van verplichte zorg. Daar staat tegenover dat betrokkene blijk geeft van een bij hem consistent aanwezige wens om de medicatie af te bouwen. Naast dat hij aangeeft daarvan bijwerkingen te ervaren laat betrokkene blijken dat hij zich onvoldoende realiseert dat dat de huidige bereikte stabiliteit en samenwerking voor een belangrijk deel het gevolg is van het accepteren van en meewerken aan de hem voorgeschreven medicatie. Wel is de psychiater zeker bereid om met betrokkene te kijken naar mogelijkheden om de dosering te verlagen. Dit is een begrijpelijke wens, gelet op de bijwerkingen die betrokkene ervaart. Wel is de verwachting van de psychiater dat betrokkene altijd medicatie nodig zal hebben. Die situatie zorgt ervoor dat er voor het bieden van de noodzakelijke zorg in een vrijwillig kader geen of onvoldoende basis is. In het geval dat met een afbouw van de medicatie wordt aangevangen acht hij de kans op een tussentijdse terugval bij betrokkene in een psychose nog steeds aanwezig. Uit de voorgeschiedenis van betrokkene is gebleken dat, zodra er van een psychotische toestand sprake was, hij na het instellen op de juiste medicatie daarvan telkens snel herstelde. Met deze toelichting kan hij achter het verlenen van een zorgmachtiging staan waarbij hij, zoals hiervóór toegelicht, ook de noodzaak ziet van een tijdelijke klinische opnamemogelijkheid voor het geval dat betrokkene opnieuw mocht decompenseren. Verder ziet hij op dit moment geen noodzaak voor het verplicht (kunnen) toedienen van vocht en voeding, het verrichten van medische controles en voor het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening.
4.3.
De advocaat van betrokkene voert aan dat hij al geruime tijd bekend is met zijn cliënt. In die periode heeft hij betrokkene zowel in stabiele en vriendelijke als uiterst verwarde toestand meegemaakt. Hij stelt vast dat er op dit moment van een goede behandelrelatie en samenwerking tussen betrokkene en zijn behandelaar sprake is. Wel is de medicatie toediening een voortdurend terugkerend discussiepunt gebleken. Als zijn raadsman verwondert dit hem niet, in de eerste plaats rekening houdend met de jonge leeftijd van zijn cliënt en de toekomst die hij nog voor zich heeft. Daarbij komt dat de voorgeschreven medicatie betrokkene emotioneel afvlakt en ook op het seksuele vlak vervelende consequenties heeft. Om die reden houdt betrokkene vast aan zijn standpunt dat er serieus een afbouw gaat plaats vinden. Duidelijk is geworden dat de psychiater daarin een risico ziet en dat hij daarom, naast de mondeling besproken noodzakelijke zorgvormen, verzoekt om aanvullend het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie - bij wijze van aanvullend verplichte zorg - op te leggen. In het geval dat de rechtbank overeenkomstig mocht beslissen vraagt hij namens zijn cliënt om in elk geval deze specifieke twee zorgvormen in duur te beperken, of althans geclausuleerd in de zorgmachtiging op te nemen, te weten voor uitsluitend situaties, waarin van decompensatie sprake is. Ten slotte drukt hij zijn cliënt op het hart om in het vervolg middelengebruik achterwege te laten of dit althans zoveel mogelijk te beperken.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, bestaande uit schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middel gerelateerde en verslavingsstoornissen.
5.3.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank uit de stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat het gedrag dat voortvloeit uit deze psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
De rechtbank neemt daarbij onder andere in aanmerking dat gebleken is dat, zodra betrokkene decompenseert, hij geagiteerd raakt en kampt met slaapproblemen en dat sprake is van verminderde zelfzorg en seksuele ontremming. Ook is het voorgekomen dat betrokkene in psychotische toestand zichzelf brandwonden heeft toegebracht en vervolgens medische behandeling daarvan door hem is geweigerd.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.5.
Betrokkene functioneert momenteel relatief stabiel. In de visie van zijn behandelaar is dit direct het gevolg van de aan hem geboden ambulante zorg, waaronder medicatie in depotvorm, waaraan door betrokkene consequent wordt meegewerkt. Echter ziet betrokkene dit anders, hij laat blijken vooral last te hebben van bijwerkingen van de medicatie, die hij als belemmerend ervaart. Daarom wil hij dat de medicatie wordt afgebouwd. Betrokkene geeft met deze opstelling blijk van onvoldoende ziektebesef en
-inzicht. Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Bovendien is er wel bereidheid vanuit de psychiater om naar verlaging van de dosering te kijken. Dit brengt echter risico’s met zich mee. Het zou namelijk kunnen dat de dosering te laag wordt en betrokkene dan decompenseert. De behandelrelatie én de mogelijkheid om behandeling ambulant voort te zetten, staan dan onder druk. Verplicht zorg is daarom noodzakelijk.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Daarnaast acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk, indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • opnemen in een accommodatie.
Daarom zullen ook deze zorgvormen, met toepassing van artikel 6:4 lid 2 Wvggz, bij wijze van aanvullende zorg in de aldus te verlenen zorgmachtiging worden opgenomen. Toepassing van deze vormen van gedwongen zorg is alleen aan de orde bij decompensatie van betrokkene.
Gebleken is tenslotte dat voor andere vormen van verplichte zorg geen noodzaak bestaat, zodat andere dan de hiervóór genoemde vormen van verplichte zorg zullen worden afgewezen.
5.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.8.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.9.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen voor een periode van twaalf maanden, als verzocht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de navolgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid bij opname in geval van decompensatie;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie in geval van decompensatie;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 11 juni 2026;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025 door mr. Tempel, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 20 juni 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.