ECLI:NL:RBZWB:2025:3879

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/7010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV. De rechtbank heeft op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaak, waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Tursucu, het UWV als verweerder had. Het UWV had op 28 september 2023 besloten de WIA-uitkering van eiseres te beëindigen per 29 november 2023, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond op 28 augustus 2024.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar stelling dat haar medische beperkingen zijn onderschat. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank baseert haar oordeel op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die hebben vastgesteld dat eiseres lijdt aan aspecifieke chronische rugpijn en hypertensie, maar dat er geen medische argumenten zijn om aan te nemen dat zij volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 29 november 2023 terecht is. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7010 WIA

uitspraak van 20 juni 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. N. Tursucu,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 28 september 2023 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 29 november 2023.
Met het bestreden besluit van 28 augustus 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Regragui.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres op 29 november 2023 (de datum in geding) minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 29 november 2023. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerker. Voor dat werk is zij op 23 mei 2016 uitgevallen vanwege fysieke klachten, waaronder rugklachten.
Bij besluit van 13 april 2018 heeft het UWV per 21 mei 2018 aan eiseres een WIA-uitkering toegekend. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiseres 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Op 22 juni 2023 heeft de ex-werkgever [bedrijf] B.V., die eigenrisicodrager is, een aanvraag tot een herbeoordeling ingediend. Met het primair besluit van 28 september 2023 heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres beëindigd per 29 november 2023. Eiseres wordt 32,90% arbeidsongeschikt geacht. Omdat dit minder is dan 35% heeft eiseres geen recht meer op een WIA-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres op 13 september 2023 gezien op het spreekuur. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres bekend is met aspecifieke chronische rugpijn en hypertensie. De verzekeringsarts komt tot de conclusie om af te wijken van de eerder vastgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 april 2018. Beperkingen zijn toegevoegd op het gebied van koude werkomgeving, geen zware kleding op de rug of nek en buigen. De beperkingen met betrekking tot tillen, dragen, zitten en werktijden zijn verminderd. Vanaf 2021 bestaat een nieuwe multidisciplinaire richtlijn “Lage Rugpijn en Lumbosacraal Radiculair Syndroom”. [1] Op basis van deze richtlijn, medische gegevens en eigen onderzoek van de verzekeringsarts is er geen medisch argument om forse beperkingen ten aanzien van rugbelastende activiteiten aan te nemen. Forse beperkingen werken juist anti revaliderend. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 september 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd. De heroverweging heeft plaatsgevonden op basis van de stukken. De verzekeringsarts b&b sluit zich aan bij de beoordeling van de primaire verzekeringsarts en geeft aan dat voldoende rekening is gehouden met de verminderde belastbaarheid als gevolg van haar psychische kwetsbaarheid en de klachten van het houding- en bewegingsapparaat. De verzekeringsarts b&b voegt wel nog een extra beperking toe in de FML, namelijk op het gebied van beroepsmatig vervoer. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 31 juli 2024.
4.2
Eiseres heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij niet over het volledige dossier zou beschikken en aangekondigd na ontvangst van de gedingstukken aanvullende beroepsgronden in te zullen dienen. Aangezien het UWV in beroep de op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, welke stukken ter beschikking zijn gesteld aan (de gemachtigde van) eiseres, en eiseres vervolgens noch in de aanvullende gronden, noch ter zitting er melding van heeft gemaakt nog stukken te missen, faalt deze beroepsgrond.
4.3
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat sprake is van geen benutbare mogelijkheden (GBM), overweegt de rechtbank het volgende. De verzekeringsarts b&b heeft op goede gronden geconcludeerd dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden in verband met GBM, omdat eiseres niet voldoet aan de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit. Zij is niet bedlegerig, ADL-afhankelijk, niet opgenomen, en er is geen sprake van ernstig disfunctioneren als gevolg van een ernstige psychiatrische stoornis.
4.4
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar medische beperkingen zijn onderschat, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de actuele medische gegevens van de behandelende artsen van eiseres.
4.4.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Voor zover eiseres ter zitting heeft gesteld dat het UWV meer informatie had moeten opvragen bij de behandelende sector, gaat de rechtbank daar niet in mee. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat de gegevens van de neurochirurg, orthopeed en het huisartsenjournaal van 8 oktober 2018 tot en met 5 september 2023 in het onderzoek zijn betrokken en meegewogen.
4.4.2
Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische kwetsbaarheid, rughernia en hypertensie. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Met betrekking tot de hypertensie blijkt uit de stukken dat sprake is van een goed gereguleerde tensie onder medicamenteuze therapie en de huidafwijking wordt op 2 juni 2023 als rustig wordt omschreven. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Voor wat betreft de oogklachten volgt de rechtbank het standpunt van het UWV dat verminderd zicht op zichzelf niet leidt tot beperkingen, terwijl de gestelde duizeligheid die het gevolg zou zijn van oogklachten niet (met medische stukken) is onderbouwd, De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart, maar volgens vaste rechtspraak is de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
4.4.3
Kortom, niet gebleken is dat in de FML van 31 juli 2024 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel; Sbc-code 111160), snackbereider (handmatig; Sbc-code 111071) en productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).
5.2
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is om de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 28 september 2023 heeft vastgesteld op 32,90%. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht beëindigd per 29 november 2023.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft beëindigd per 29 november 2023.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 20 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.