In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2025, in de zaak tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, staat de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van negen woningen centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. de Roo, is het niet eens met de verleende vergunning aan vergunninghoudster [vergunninghoudster] B.V. en heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 oktober 2024. De rechtbank heeft het beroep op 4 juni 2025 behandeld, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder vertegenwoordigers van eiseres en vergunninghoudster.
De rechtbank oordeelt dat het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft verleend. Eiseres heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder onzorgvuldige voorbereiding en onvoldoende ruimtelijke onderbouwing. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke verplichting is voor het college om de vergunningsaanvraag van vergunninghoudster aan te houden of af te stemmen met andere bouwplannen. Ook is er geen bewijs dat het college voorrang heeft gegeven aan het bouwplan van vergunninghoudster. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsdialoog op de juiste wijze is gevoerd en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar zienswijze in te dienen.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de omgevingsvergunning mocht verlenen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en het bestreden besluit blijft in stand. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het griffierecht niet wordt teruggegeven aan eiseres.