ECLI:NL:RBZWB:2025:3885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/02/427109 / FA RK 24-4522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2009. De minderjarige heeft verzocht om bij zijn vader te wonen in plaats van bij zijn moeder, waarbij hij aangaf zich niet fijn te voelen bij zijn moeder en meer aansluiting te hebben bij zijn vader. De ouders zijn in de procedure gehoord, waarbij de vader en de moeder hun standpunten hebben toegelicht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het beter gaat met de minderjarige sinds hij bij zijn vader verblijft. De ouders hebben samen met de kinderrechter afspraken gemaakt over de zorgregeling, waarbij de minderjarige op maandag- en donderdagavond bij zijn moeder kan eten, maar ook de vrijheid heeft om zelf te bepalen wanneer hij contact met zijn moeder heeft. De kinderrechter heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader vastgesteld en de zorgregeling gewijzigd, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van het contact tussen de minderjarige en zijn moeder. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige en zijn moeder samen zijn slaapkamer opknappen, om de kwaliteit van hun contact te verbeteren. De beschikking is openbaar uitgesproken en de ouders zijn geïnformeerd over de gemaakte afspraken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/427109 / FA RK 24-4522
datum uitspraak: 3 juni 2025
nadere beschikking
in de zaak van
[de minderjarige]
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009;
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Dit blijkt uit het volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 november 2024 en alle daarin vermelde stukken;
- de e-mail van [de minderjarige] van 13 mei 2025;
- de e-mail van de vader van 13 mei 2025;
- de e-mail van de moeder van 14 mei 2025.
1.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 29 november 2024 is de vraag van [de minderjarige] aangehouden tot dinsdag 20 mei 2025 pro forma. [de minderjarige] is vervolgens opnieuw uitgenodigd voor een kindgesprek met de kinderrechter en de ouders zijn uitgenodigd voor weer een mondelinge behandeling.
1.3.
Op 3 juni 2025 heeft, met gesloten deuren, de nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de ouders.
1.4.
[de minderjarige] was uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 28 april 2025, maar is toen niet verschenen. De kinderrechter heeft [de minderjarige] daarom opnieuw uitgenodigd en heeft hem op 3 juni 2025 voor de mondelinge behandeling met de ouders gesproken.

2.De vraag van [de minderjarige]

2.1.
Aan de orde is de vraag van [de minderjarige] om te bepalen dat hij bij zijn vader woont. Hij wil niet langer volgens de co-ouderschapsregeling bij zijn moeder verblijven.

3.De beoordeling door de kinderrechter

Stand van zaken vorige mondelinge behandeling
3.1.
Tijdens de vorige mondelinge behandeling op 18 november 2024 is met de ouders besproken dat [de minderjarige] heeft aangegeven dat hij zich niet fijn voelt bij zijn moeder en dat hij meer aansluiting heeft bij zijn vader. Beide ouders hebben aangegeven dat zij zien dat [de minderjarige] vastloopt bij zijn moeder. Hij zit daar veel op zijn kamer en ontloopt het contact met haar. Hij vertoont passief gedrag en heeft moeite om zich te focussen op school en andere activiteiten. De moeder en de vader hebben aangegeven open te staan voor wijziging van de zorgregeling, waarbij [de minderjarige] meer tijd bij zijn vader is, in de hoop dat dit [de minderjarige] meer rust zal geven om vervolgens te kunnen gaan werken aan een verbetering van de relatie met de moeder.
In overleg met de ouders is door de kinderrechter eind november 2024 besloten dat [de minderjarige] voorlopig bij de vader zal verblijven. Er zijn daarbij, in overleg met de ouders, afspraken gemaakt over de contactmomenten tussen [de minderjarige] en de moeder. Daarnaast heeft de kinderrechter de ouders geadviseerd om contact op te nemen met het CJG voor het inzetten van hulpverlening, gericht op de verbetering van de relatie tussen [de minderjarige] en de moeder en op verbetering van de samenwerking en communicatie tussen de ouders onderling. Beide ouders hebben toen aangegeven bereid te zijn hieraan mee te werken
Mening [de minderjarige]
3.2.
Uit het gesprek met [de minderjarige] op 3 juni 2025 is gebleken dat het beter met hem gaat. [de minderjarige] heeft verteld dat hij blij is dat hij bij zijn vader woont. [de minderjarige] is de afgelopen maanden steeds op maandag en op donderdag bij zijn moeder gaan eten. Het contactmoment op zondag vindt niet meer plaats, omdat [de minderjarige] inmiddels een bijbaan heeft en vaak op zondag moet werken. [de minderjarige] vindt dat het contact met zijn moeder beter gaat. Hij zou echter liever zelf willen bepalen wanneer hij naar zijn moeder gaat in plaats van dat hij moet gaan. Hij denkt wel dat hij naar zijn moeder zal blijven gaan en dat hij ongeveer net zoveel contact en op dezelfde dagen als nu contact met haar zal hebben. Hij wil echter ook de keuze hebben om een keertje over te slaan. Hij zou graag zijn kamer bij zijn moeder leuker willen maken, maar hij en zijn moeder komen er niet aan toe. Hij ziet niet het nut in van hulpverlening, omdat het goed met hem gaat.
Standpunten van de ouders en de Raad (3 juni 2025)
3.3.
De vader volgt [de minderjarige] in wat hij wil. Het heeft [de minderjarige] meer rust gegeven dat hij nu bij de vader woont. Hij ervaart geen problemen met [de minderjarige] en het gaat goed met hem. Het naar de moeder ‘moeten’ gaan wordt als belastend ervaren door [de minderjarige] . Dit onderbreekt bijvoorbeeld ook wel eens het maken van zijn huiswerk. De vader denkt dat [de minderjarige] goed in staat is zelf te bepalen wanneer hij naar zijn moeder gaat. De vader verwacht niet dat [de minderjarige] dan minder zal gaan. De vader zal daar ook op toezien. Het is voor de vader en zijn partner wel handig om op tijd te weten wanneer [de minderjarige] wel of niet thuis is voor de avondmaaltijd. Dat [de minderjarige] op maandag en donderdag bij zijn moeder gaat eten werkt goed en is voor iedereen duidelijk. De vader vindt een hulpverleningstraject voor [de minderjarige] of voor de ouders niet nodig. In 2023 hebben de ouders al een traject bij het CJG gehad, maar dit heeft niet geholpen. De communicatie tussen hem en de moeder verloopt wisselend.
3.4.
De moeder heeft aangegeven dat de band tussen haar en [de minderjarige] is verbeterd. Ze kunnen beter met elkaar praten. Op moederdag zijn ze samen naar de dierentuin geweest. Ze hebben samen gepland deze zomervakantie naar Berlijn te gaan. Maar ze vindt het moeilijk dat ze [de minderjarige] zo weinig ziet. Hij is nu twee keer per week, op maandag en donderdag, ongeveer een uurtje bij haar. Het is vaak net te kort voor een goed gesprek. Ze vindt het ook jammer dat ze informatie mist, bijvoorbeeld over hoe het met hem op school gaat. Ze vindt het geen goed idee als [de minderjarige] zelf mag gaan bepalen wanneer hij contact met haar heeft. Zij wil dit van tevoren weten, zodat zij bijvoorbeeld op tijd boodschappen kan doen. Haar voorstel is dat [de minderjarige] iedere donderdag en een dag naar keuze in de week bij haar komt eten, dat hij eenmaal in de vier weken twee dagen in het weekend komt en dat zij eens per maand samen een activiteit ondernemen. Ze wil [de minderjarige] niet verplichten om elke keer te moeten komen. Ze wil samen met hem zijn slaapkamer opknappen, maar ze zijn er nog niet aan toegekomen. De moeder heeft contact opgenomen met [hulpverlening] , maar de vader en [de minderjarige] staan hier niet open voor. De communicatie met de vader gaat niet goed. De moeder heeft begeleiding vanuit de WMO. Haar woning is steeds meer leefbaar en ze is meer in staat rust en structuur in haar leven aan te brengen.
3.5.
De Raad heeft geadviseerd om een middenweg te zoeken tussen de behoefte van de ouders aan een bepaalde structuur in de momenten dat [de minderjarige] bij de moeder is en de behoefte van [de minderjarige] om meer vrijheid daarin te hebben. Een mogelijke afspraak zou kunnen zijn dat [de minderjarige] twee keer per week bij zijn moeder is en dat hij bij zijn moeder kan aangeven als het een keer niet uitkomt. Er is vanuit de moeder ook behoefte aan meer kwaliteitstijd tussen [de minderjarige] en haar. Als [de minderjarige] een keer in het weekend naar zijn moeder kan gaan, is er dan meer tijd voor elkaar. Het is daarbij belangrijk dat de moeder samen met [de minderjarige] zijn slaapkamer gaat opknappen.
Beoordeling door de kinderrechter
3.6.
[de minderjarige] heeft de kinderrechter een vraag gesteld via de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. [de minderjarige] heeft de kinderrechter gevraagd om een beslissing te geven over waar hij woont en over het contact met zijn moeder. Op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat een minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijst stelt, ambtshalve een beslissing geven over het hoofdverblijf van een minderjarige bij een van de ouders en het contact van die minderjarige met (één van) de ouders. ‘Ambtshalve’ betekent dat er geen officieel formeel verzoek is gedaan. [de minderjarige] kan zo’n officieel verzoek ook niet zelfstandig indienen. Hij heeft als minderjarige namelijk geen formele eigen rechtsingang. Omdat de kinderrechter dus ‘ambtshave’ wel iets kan beslissen is de vraag van [de minderjarige] in behandeling genomen.
3.7.
Uit het gesprek met [de minderjarige] en tijdens de zitting is gebleken dat het met [de minderjarige] beter gaat sinds hij bij de vader verblijft. Dit lijkt hem meer rust te hebben gegeven. Hoewel het contact tussen [de minderjarige] en de moeder beperkt is gebleven tot twee keer avondeten per week en een uitje met moederdag, geven [de minderjarige] en de moeder beiden aan dat het contact is verbeterd. Het feit dat [de minderjarige] en de moeder samen een stedentrip naar Berlijn hebben gepland voor in de zomervakantie, laat dit ook zien. Het is begrijpelijk dat de moeder meer contact wil met [de minderjarige] , maar de kinderrechter vindt dat de focus moet liggen op de kwaliteit van het contact. Gezien [de minderjarige] ’s mening zal het opleggen van vaker contact met de moeder mogelijk contraproductief werken. Bovendien is het ook passend bij [de minderjarige] ’s leeftijd om (steeds) meer zijn eigen tijd in te mogen delen, met school, sport, zijn bijbaantje en sociale contacten. Hoewel de kinderrechter met de ouders er wel vertrouwen in heeft dat [de minderjarige] regelmatig contact zal houden met zijn moeder als hij hierin volledig de vrijheid krijgt, vindt de kinderrechter het toch van belang om de gemaakte afspraken niet helemaal los te laten. Het is immers ook begrijpelijk dat zowel de moeder als de vader er graag in hun planning rekening mee willen houden wanneer [de minderjarige] er wel of niet is. Tijdens de zitting zijn daarom de volgende afspraken met de ouders gemaakt:
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] zal vastgesteld worden bij de vader;
- in basis is de afspraak dat [de minderjarige] op maandag- en donderdagavond bij de moeder zal eten;
- elke zondagavond geeft [de minderjarige] bij de moeder aan of hij op de daaropvolgende maandag- en/of donderdagavond bij haar komt eten. Hij geeft dit dan ook aan de vader door;
- [de minderjarige] kan dan ook aangeven of hij het weekend daarop op zaterdag of zondag bij de moeder zal verblijven. Zij spreken de tijden samen af.
3.8.
Na de zitting heeft de kinderrechter deze afspraken aan [de minderjarige] verteld. [de minderjarige] heeft aangegeven deze afspraken goed te vinden.
3.9.
De kinderrechter vindt het van belang om nog aan te geven dat zowel de moeder als [de minderjarige] initiatief moeten gaan tonen om zijn slaapkamer bij de moeder samen op te gaan knappen. Zij hebben dit allebei een half jaar geleden ook al aangegeven, maar beiden nemen ze deze stap niet. Het is helpend voor het verblijf van [de minderjarige] bij zijn moeder als hij daar een slaapkamer heeft die voor hem prettig is, omdat [de minderjarige] dan wellicht sneller geneigd is om zijn huiswerk ook bij zijn moeder te gaan maken of een keer daar te overnachten. Dit komt ten goede aan de kwaliteit van het contact tussen [de minderjarige] en de moeder.
3.10.
Ter afsluiting van deze procedure zal de kinderrechter [de minderjarige] nog een brief sturen met de volgende inhoud:
Beste [de minderjarige] ,
Op 3 juni 2025 heb je voor de tweede keer met de kinderrechter mevrouw mr. Van Triest gesproken. Na de zitting met jouw ouders en de Raad voor de Kinderbescherming heeft zij aan jou verteld welke afspraken met jouw ouders zijn gemaakt. In deze brief staan deze afspraken.
Je zal bij jouw vader blijven wonen. In de uitspraak staat daarom dat de kinderrechter jouw hoofdverblijfplaats bij jouw vader zal bepalen.
De afspraak blijft dat jij in principe op maandagavond en donderdagavond bij jouw moeder zal gaan eten. Je krijgt hierin wel iets meer de vrijheid. Daarom is afgesproken dat jij elke zondagavond met jouw moeder overlegd of jij de maandag- en/of de donderdagavond daarop daadwerkelijk zal komen bij haar. Ook de tijden spreek je samen met haar af.
Je kan dan ook aangeven of je een keer in het weekend bij je moeder zal verblijven. De tijden spreek je dan ook samen met haar af. Je vertelt je vader steeds wat de afspraken zijn zodat hij daar ook rekening mee kan houden.
De kinderrechter heeft met jou en jouw moeder ook gesproken over het opknappen van jouw slaapkamer. De kinderrechter vindt het belangrijk dat jullie dit samen binnenkort echt gaan doen.
Met deze beslissing komt een einde aan de procedure. De kinderrechter wenst jou alvast een fijne zomervakantie en veel plezier in Berlijn.
Met vriendelijke groet,
De griffier
Verger-Maas

4.De beslissing

De kinderrechter:
4.1.
bepaalt ambtshalve de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader;
4.2.
wijzigt ambtshalve de tussen de moeder en de vader in het ouderschapsplan van 5 juni 2016 bepaalde zorgregeling en bepaalt dat [de minderjarige] conform de afspraken zoals beschreven in overweging 3.7. bij de moeder zal verblijven.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025 2025 in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier, en op schrift gesteld op 17 juni 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden: