ECLI:NL:RBZWB:2025:3908

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/02/436576 / JE RK 25-1089
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Haesen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 17 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuid-West Nederland heeft verzocht om [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening te verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over het welzijn van [de minderjarige], vooral door het recente gedrag van de moeder, die heeft erkend drugs en alcohol te hebben gebruikt terwijl zij de zorg voor [de minderjarige] had. De moeder heeft ingestemd met een tijdelijke plaatsing van [de minderjarige] bij de oma vaderszijde, maar de vader is het niet eens met een neutrale pleeggezinplaatsing. De kinderrechter heeft op basis van de informatie van de Raad geoordeeld dat de ontwikkeling van [de minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Daarom heeft de kinderrechter besloten om [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van twee weken en heeft hij de GI gemachtigd om [de minderjarige] uit huis te plaatsen voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad en andere betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven, en verdere beslissingen worden aangehouden tot de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/436576 / JE RK 25-1089
Datum uitspraak: 17 juni 2025
Beschikking voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUID-WEST NEDERLAND
gevestigd te Breda,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. drs. N. Wouters te Middelburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
- het schriftelijke verzoek van de Raad van 17 juni 2025 met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2025;
- het e-mailbericht van mr. Wouters van 17 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van drie maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter heeft van de Raad de volgende informatie ontvangen. Er zijn grote zorgen over het welzijn van [de minderjarige] en de vele ingrijpende gebeurtenissen die hij reeds heeft meegemaakt. Uit een recente melding van Veilig Thuis is gebleken dat de moeder onlangs drugs en alcohol heeft gebruikt terwijl zij de zorg had voor [de minderjarige] . Er zijn veel zorgen over de emotionele en fysieke beschikbaarheid van de moeder voor [de minderjarige] en het gebrek aan de voor [de minderjarige] benodigde bescherming, structuur, stabiliteit en veiligheid in de thuissituatie bij de moeder. De moeder heeft erkend recent diverse middelen te hebben gebruikt toen [de minderjarige] op bed lag en zij geeft aan dat zij de zorg voor [de minderjarige] (tijdelijk) niet op zich kan nemen. Zij ziet in dat zij aan zichzelf moet gaan werken, ze staat open voor verslavingszorg en wordt mogelijk klinisch opgenomen. De moeder heeft naar aanleiding van de Veilig Thuis melding op 12 juni 2025 ingestemd met een tijdelijke (time-out) plaatsing van [de minderjarige] bij oma vaderszijde, tot uiterlijk 17 juni 2025. Voor de periode nadien wenst de moeder dat [de minderjarige] in een neutraal pleeggezin wordt geplaatst om rust te creëren. Volgens de informatie van de Raad zijn de verhoudingen tussen de moeder, de vader en de oma vaderszijde spanningsvol. De vader stemt echter niet in met een plaatsing van [de minderjarige] in een neutraal pleeggezin. Hij wenst de zorg voor [de minderjarige] samen met zijn moeder (oma vz) vorm te geven. De vader heeft tot op heden echter geen zorg- en opvoedingsrol gehad voor [de minderjarige] , waardoor er op dit moment geen zicht is op zijn mogelijkheden. Volgens de informatie van de Raad heeft hij moeite om aansluiting te vinden bij [de minderjarige] . Begeleid bezoek is niet van de grond gekomen en de vader is het afgelopen jaar, ondanks dat hij was uitgenodigd geen enkele keer bij een netwerkberaad geweest. Daarbij komt dat de vader fulltime werkt en zijn baan niet wil verliezen en ook bestaan er ten aanzien van de vader zorgen over mogelijk middelengebruik. Uit de overgelegde stukken volgt dat de oma vaderszijde eerder heeft aangegeven dat een langdurige plaatsing niet mogelijk is en zij heeft aangegeven dat de zorg voor [de minderjarige] de afgelopen dagen veel van haar heeft gevraagd. Plaatsing bij de vader dan wel oma vaderszijde is onder voornoemde omstandigheden op dit moment geen passende optie.
4.2.
Op basis van deze informatie heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [de minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat hij uit huis wordt geplaatst in een pleeggezin. [2] Blijkens voornoemde informatie van de Raad is er op dit moment geen ander geschikt alternatief voorhanden.
4.3.
De kinderrechter is ook van oordeel dat een mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [de minderjarige] . Daarom stelt de kinderrechter [de minderjarige] voorlopig onder toezicht voor de duur van twee weken, met ingang van heden en tot 1 juli 2025. Ook machtigt de kinderrechter de GI om [de minderjarige] uit huis te plaatsen voor de duur van twee weken, met ingang van heden en tot en met 1 juli 2025. De beslissing op de resterende delen van deze verzoeken zal worden aangehouden in afwachting van de hierna te noemen mondelinge behandeling.
4.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
4.5.
De Raad en de overige betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
stelt [de minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 17 juni 2025 en tot 1 juli 2025;
5.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 17 juni 2025 en tot 1 juli 2025;
5.3.
verklaart de beslissing onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat de Raad, de vader en zijn advocaat, de moeder en de GI zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur] , welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, aan de Kousteensedijk 2 te Middelburg, ten overstaan van mr. Van de Merbel voor de duur van ongeveer 45 minuten;
5.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de Raad, de vader en zijn advocaat, de moeder en de GI;
5.6.
houdt de beslissingen voor het overige aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Haesen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:257 BW.
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).