Op 17 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuid-West Nederland heeft verzocht om [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van drie maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening te verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over het welzijn van [de minderjarige], vooral door het recente gedrag van de moeder, die heeft erkend drugs en alcohol te hebben gebruikt terwijl zij de zorg voor [de minderjarige] had. De moeder heeft ingestemd met een tijdelijke plaatsing van [de minderjarige] bij de oma vaderszijde, maar de vader is het niet eens met een neutrale pleeggezinplaatsing. De kinderrechter heeft op basis van de informatie van de Raad geoordeeld dat de ontwikkeling van [de minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Daarom heeft de kinderrechter besloten om [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de duur van twee weken en heeft hij de GI gemachtigd om [de minderjarige] uit huis te plaatsen voor dezelfde periode. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De Raad en andere betrokkenen worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven, en verdere beslissingen worden aangehouden tot de mondelinge behandeling.