ECLI:NL:RBZWB:2025:3913
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en de gevolgen van onderhandse aankoop
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een bovenwoning uit 1958, vastgesteld op € 267.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende, die de woning op 24 november 2021 voor € 212.500 had aangekocht, vond deze waardebepaling te hoog en stelde dat de waarde op de waardepeildatum maximaal € 212.500 zou moeten zijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de aankoopsom niet de waarde van de woning weergeeft. De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning moet worden vastgesteld op € 217.000, rekening houdend met de verbeteringen die na de aankoop zijn uitgevoerd. Het beroep van belanghebbende wordt gegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) dienovereenkomstig moet worden verlaagd. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende.