In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 februari 2024. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2023 gegrond verklaard en de WOZ-waarde lager vastgesteld, waarbij een kostenvergoeding van € 672 werd toegekend. De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende werd bijgestaan door een taxateur. De rechtbank heeft de hoogte van de kostenvergoeding voor het taxatierapport beoordeeld, waarbij de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat moet worden afgeweken van de Richtlijn voor vergoeding van deskundigenrapporten. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding van € 128,26 voor het taxatierapport, in plaats van de door de heffingsambtenaar toegekende € 52. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding voor het taxatierapport. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende.