In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 februari 2024. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2023 gegrond verklaard en de WOZ-waarde lager vastgesteld. Tevens werd een kostenvergoeding van € 672 toegekend. De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat moet worden afgeweken van de Richtlijn voor deskundigenrapporten in WOZ-zaken. De rechtbank concludeert dat belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding voor het taxatierapport dan het bedrag dat door de heffingsambtenaar is toegekend. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de toegekende kostenvergoeding voor het taxatierapport en stelt de vergoeding vast op € 128,26. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de kosten van belanghebbende en het griffierecht moet aan belanghebbende worden vergoed.