In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 14 februari 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2023 gegrond verklaard, de WOZ-waarde verlaagd en een kostenvergoeding van € 672 toegekend. Belanghebbende verzocht echter om een hogere kostenvergoeding van € 128,26 voor een taxatierapport dat hij had laten opstellen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vergoeding lager moet zijn dan de Richtlijn, die uitgaat van een tijdsbesteding van twee uur tegen een tarief van € 53. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar ten onrechte slechts € 52 heeft toegekend en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding voor het taxatierapport en veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 128,26 voor de kosten van het taxatierapport en € 17,01 voor de proceskosten van belanghebbende. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende vergoeden.