In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de aanvraag van de gecertificeerde instelling (GI), het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, gedeeltelijk toegewezen. De GI verzocht om de minderjarigen bij de vader te plaatsen, omdat de opvoedsituatie bij de moeder zorgwekkend was. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar inspanningen, niet in staat was om een veilige en toereikende opvoeding te bieden, mede door haar eigen trauma's en de problemen in de thuissituatie. De minderjarigen stonden sinds oktober 2022 onder toezicht van de GI, en de zorgen over hun ontwikkeling waren blijven bestaan. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden, met een toetsmoment om de voortgang te monitoren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitvoering van de beslissing niet kan worden opgeschort door een hoger beroep. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen moet worden vastgesteld, waarbij de emotionele band tussen hen wordt gewaarborgd.