ECLI:NL:RBZWB:2025:3931

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
C/02434784 / JERK 25-783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen met aandacht voor overdracht naar vrijwillige hulpverlening

Op 9 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, met name de vader, zich hebben ingespannen om de situatie te verbeteren, maar dat de overdracht van de gedwongen hulpverlening naar het vrijwillige kader door wachtlijstproblematiek bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) nog niet mogelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd, maar beperkt tot twee maanden, om de situatie nauwlettend te volgen en te waarborgen dat de positieve resultaten behouden blijven. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de ouders en de betrokken instanties op de hoogte moeten worden gehouden van de ontwikkelingen rondom de overdracht van de GI naar het CJG. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434784 / JE RK 25-783
Datum uitspraak: 9 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. W.H.P. de Jongh in Roosendaal .
De kinderrechter merkt als informante aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 29 april 2025, ontvangen op 29 april 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader is alleen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.2.
De minderjarigen wonen bij de vader.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 4 november 2024 is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen laatstelijk verlengd tot 13 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De vertegenwoordigster van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling, onder verwijzing naar het verzoekschrift, naar voren gebracht dat in januari 2025 een multidisciplinair overleg heeft plaatsgevonden over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen en de noodzaak tot verlenging van deze maatregel. Gezien de doelen die binnen de ondertoezichtstelling zijn bereikt, is op dat moment het voornemen uitgesproken om niet tot een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling over te gaan. In lijn daarvan is een aanvraag gedaan bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (hierna CJG) in de gemeente Roosendaal, de woonplaats van de minderjarigen, om de casus via een veiligheidsteamgesprek zorgvuldig over te dragen. Daarvoor is een uitgebreide veiligheidskaart door de GI opgesteld. In februari 2025 heeft voormeld gesprek plaatsgevonden, waarbij benadrukt is dat een warme overdracht van de gedwongen hulpverlening naar de vrijwillige hulpverlening noodzakelijk is. Het CJG onderschreef dit belang en gaf aan de casus over te willen nemen binnen het vrijwillig kader. Als aanvullende waarborg heeft eind februari 2025 een toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) plaatsgevonden. De Raad heeft ingestemd met het niet verlengen van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Op 17 april 2025 heeft het CJG aan de GI laten weten dat er geen medewerker beschikbaar is om de casus op te pakken en dat een warme overdracht vooralsnog niet mogelijk is. Er geldt een wachtlijst, waarbij vijfentwintig kinderen voorgaan op de minderjarigen. Onduidelijk is wanneer het CJG de casus wel kan overnemen. Zonder warme overdracht en zonder directe beschikbaarheid van een regiehouder in het vrijwillig kader, ontbreekt de noodzakelijke continuïteit en deskundigheid om de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarigen blijvend te waarborgen. Dit leidt tot een onaanvaardbaar risico, hetgeen de Raad heeft onderschreven in recente contactmomenten met de GI eind april en begin mei 2025. Gelet hierop, alsook de omstandigheid dat de moeder in de afgelopen weken de omgangsmomenten met de minderjarigen herhaaldelijk heeft afgezegd, hetgeen leidt tot toenemende onrust, spanningen en onzekerheid bij de minderjarigen en de vader, ziet de GI zich genoodzaakt om alsnog een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen in te dienen. De ondertoezichtstelling kan worden afgesloten zodra een medewerker van het CJG beschikbaar is, alle informatie is overgedragen en er een goed borgingsplan is afgestemd met alle partijen. Gezien de omvang van de wachtlijst, wordt zekerheidshalve verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een duur van zes maanden.
4.2.
Door en namens de vader is naar voren gebracht dat bij beschikking van
4 november 2024 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen is verlengd om zorg te dragen voor een warme overdacht van de gedwongen hulpverlening naar de vrijwillige hulpverlening. Ondanks de inspanningen van de GI, is dit tot op heden niet gelukt in verband met wachtlijstproblematiek bij het CJG. De vader vindt dit erg spijtig en verdrietig, temeer nu geen sprake is van een gewijzigde situatie ten opzichte van de beschikking van
4 november 2024. In de afgelopen periode zijn door de moeder enkele omgangsmomenten afgezegd, maar over het algemeen verlopen deze momenten, met de begeleiding die door [coaching] wordt geboden, goed. De ondertoezichtstelling van de minderjarigen heeft een groot deel van het leven van de vader beïnvloed. De vader zou het fijn vinden om dit achter zich te kunnen laten, maar begrijpt dat de overdacht van de gedwongen hulpverlening naar het vrijwillige kader goed en zorgvuldig moet gebeuren. De vader voert derhalve geen verweer tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Wel vreest de vader dat bij een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden het CJG niet de druk voelt om de zaak zo snel als mogelijk op te pakken.
4.3.
De moeder heeft aangegeven dat zij tevreden is met de begeleiding van [coaching] bij de omgangsmomenten met de minderjarigen. Wel hoopt de moeder dat de omgang tussen haar en de minderjarigen kan worden uitgebreid. De moeder begrijpt waarom de GI om een verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verzoekt.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat binnen de ondertoezichtstelling veel positieve resultaten zijn bereikt. De doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld, zijn behaald. Dit heeft de GI doen besluiten, met instemming van de Raad, om naar een afronding van de ondertoezichtstelling toe te werken. In de afgelopen maanden heeft de GI zich ingezet om een overdracht van de gedwongen hulpverlening naar de vrijwillige hulpverlening te bewerkstelligen. Dit is helaas niet gelukt in verband met wachtlijst-problematiek bij het CJG van de gemeente Roosendaal.
5.3.
De kinderrechter is op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd gebleken dat een zorgvuldige overdracht tussen de GI en het CJG noodzakelijk is om er zorg voor te dragen dat de positieve resultaten die binnen de ondertoezichtstelling zijn bereikt behouden blijven. Belangrijk is dat de vanuit de GI ingezette lijn wordt voortgezet en dat voor het CJG helder is wat er van hen wordt verwacht als toekomstige regiehouder. Daarnaast dient een gedegen borgingsplan opgemaakt te worden in afstemming met alle betrokkenen.
5.4.
Gelet op het voorgaande ziet de kinderrechter met de GI reden om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen. In haar overweging neemt de kinderrechter mee de kwetsbaarheid van de situatie en de onrust die op dit moment speelt rondom de omgangsmomenten tussen de moeder en minderjarigen vanwege de wisselende doorgang van deze momenten.
5.5.
Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling te beperken tot twee maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek van de GI. De ouders hebben hard gewerkt om tot een verbetering van de situatie te komen en de hulpverlening dient in het vrijwillig kader te worden voortgezet onder regie van het CJG. De kinderrechter acht het belangrijk dat er zicht wordt gehouden op de ontwikkelingen rondom de overdracht van de GI naar het CJG en de kinderrechter wil door het CJG worden geïnformeerd over de termijn waarbinnen dit gerealiseerd zal worden.
5.6.
Het resterende deel van het verzoek zal worden behandeld op de mondelinge behandeling van [datum] 2025 om [uur] . Tijdens deze mondelinge behandeling zal gesproken worden over de ontwikkelingen in de afgelopen twee maanden, de stand van zaken ten aanzien van de overdracht van de GI naar het CJG en of de GI haar verzoek nog handhaaft. Naast de ouders en de GI, zullen ook het CJG van de gemeente Roosendaal en de Raad worden opgeroepen om de kinderrechter van respectievelijk nadere informatie en advies te voorzien. Het kan immers niet zo zijn dat de ondertoezichtstelling voortduurt, terwijl de doelen inmiddels zijn behaald en de benodigde hulpverlening in het vrijwillig kader zou kunnen worden voortgezet.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 13 mei 2025 tot 13 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan tot de mondelinge behandeling van
maandag [datum] 2025 om [uur] uur bij mr. Phillips, welke mondelinge behandeling plaatsvindt in het gerechtsgebouw te Breda, Stationslaan 10;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de vader en zijn advocaat mr. De Jongh;
6.5.
bepaalt dat de moeder (als informant), het CJG van de gemeente Roosendaal en de Raad per aparte oproepbrief worden opgeroepen voor die mondelinge behandeling;
6.6.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Snatersen, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 19 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.