Op 13 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de weigering van Orionis om hem te benoemen tot lid van de Sociale Cliëntenraad Walcheren (SCW). Het bestreden besluit van 1 februari 2024 verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was eiser aanwezig, terwijl Orionis zich afmeldde. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser gegrond was, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven. De rechtbank concludeerde dat de beslissing tot benoeming van een lid van de cliëntenraad een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. Echter, omdat er geen bezwaar en beroep mogelijk is tegen dergelijke besluiten, bleef het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, maar bepaalde dat Orionis het griffierecht aan eiser moest vergoeden en dat eiser recht had op een vergoeding van zijn proceskosten van € 5,60. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier C.M.A. Groenendaal.