ECLI:NL:RBZWB:2025:3940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/2660
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering benoeming lid cliëntenraad door Orionis Walcheren

Op 13 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de weigering van Orionis om hem te benoemen tot lid van de Sociale Cliëntenraad Walcheren (SCW). Het bestreden besluit van 1 februari 2024 verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was eiser aanwezig, terwijl Orionis zich afmeldde. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser gegrond was, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven. De rechtbank concludeerde dat de beslissing tot benoeming van een lid van de cliëntenraad een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en dat het bestreden besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. Echter, omdat er geen bezwaar en beroep mogelijk is tegen dergelijke besluiten, bleef het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, maar bepaalde dat Orionis het griffierecht aan eiser moest vergoeden en dat eiser recht had op een vergoeding van zijn proceskosten van € 5,60. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier C.M.A. Groenendaal.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2660
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, Orionis, verweerder

(gemachtigde: mr. N.M. Feijtel).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de weigering van Orionis om eiser te benoemen tot lid van de Sociale Cliëntenraad Walcheren (SCW).
1.1.
Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 heeft Orionis het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser is daartegen in beroep gegaan.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft hieraan deelgenomen. Orionis heeft zich afgemeld voor de zitting.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2.1.
Het bestreden besluit is neergelegd in de brief van 1 februari 2024, die geautomatiseerd is aangemaakt. Dat een handtekening op deze brief ontbreekt, betekent niet het niet het karakter en de werking van een besluit heeft.
2.2.
Orionis heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser tegen de weigering hem te noemen als lid van de SCW niet-ontvankelijk verklaard. Orionis heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het bezwaar niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de beslissing tot het wel of niet benoemen van een lid van de cliëntenraad een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit betekent dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd en moet worden vernietigd.
2.4.
De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Tegen besluiten waarbij iemand door een bestuursorgaan wordt benoemd, of juist niet wordt benoemd, is geen bezwaar en beroep mogelijk. Dit is bepaald in artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb. De rechtbank is niet gebleken dat eiser een ambtenaar is als bedoeld in dat artikel, zodat hij niet onder de uitzondering van die bepaling valt. Het bezwaar van eiser tegen de weigering om hem te benoemen tot lid van de SCW is daarom niet-ontvankelijk.
2.5.
Het is niet gebleken dat eiser schade heeft gelegen als gevolg van het bestreden besluit, doordat het bezwaar op een andere grondslag niet-ontvankelijk blijft.

Conclusie en gevolgen

3. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven in stand. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
3.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet Orionis het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De proceskosten bestaan uit de reiskosten en bedragen € 5,60.
3.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 februari 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat Orionis het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt Orionis tot betaling van € 5,60 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2025 door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M.A. Groenendaal, griffier.
De griffier is niet in de gelegenheid het proces-verbaal mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.