ECLI:NL:RBZWB:2025:3980

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
02-222888-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugslaboratoriumzaak na onvoldoende bewijs van betrokkenheid

Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een drugslaboratorium. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13 en 14 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging is gewijzigd en dat de verdachte werd beschuldigd van het produceren en aanwezig hebben van metamfetamine en voorbereidingshandelingen voor de productie van BMK en metamfetamine.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden die in het procesdossier zijn vastgelegd. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor de feiten 1 en 2 primair, maar meende dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid. De verdediging daarentegen stelde dat de verdachte geen wetenschap had van het drugslaboratorium en verzocht om integrale vrijspraak.

Na het onderzoek heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij het drugslaboratorium vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het lab, dit niet voldoende was om te concluderen dat hij daadwerkelijk betrokken was bij de activiteiten in het lab. De rechtbank heeft de verdachte dan ook integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-222888-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. L.V. Romme, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 13 en 14 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 26 juni 2025 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:samen met anderen ongeveer 20 gram metamfetamine en 4,3 kilogram metamfetaminetartraat heeft geproduceerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest;
feit 2:samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de productie van BMK en metamfetamine, dan wel dat hij hieraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor de feiten 1 en 2 primair. Hij acht daarentegen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de ten laste gelegde feiten, zoals onder de feiten 1 en 2 telkens subsidiair is ten laste gelegd. Voor het uitgebreide standpunt wordt verwezen naar het ter zitting overgelegde schriftelijke requisitoir.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de feiten kan komen, omdat verdachte geen wetenschap heeft gehad van het drugslaboratorium. De verdediging verzoekt verdachte integraal vrij te spreken. Voor het uitgebreide standpunt van de verdediging wordt verwezen naar de ter zitting overgelegde schriftelijke pleitnotities.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 9 augustus 2023 is [medeverdachte 1] door de politie aangehouden voor het bezit van een blok hasj. In de door hem bestuurde personenauto werden naast de hasj onder meer een veiligheidsbril, lege flessen bio-ethanol en een tweetal Samsung telefoons aangetroffen. Er lagen tevens meerdere kledingstukken en schoenen in de auto, die volgens de betrokken verbalisanten sterk naar anijs roken. Een dergelijke geur is bij verbalisanten ambtshalve bekend als geur die in een drugslaboratorium waar synthetische drugs worden vervaardigd hangt. Ook werd een autosleutel van een Volkswagen met het kenteken [kenteken] gevonden.
Op één van de Samsung-telefoons werd een filmpje, gemaakt op18 juli 2023, aangetroffen. Hierop is een loods met een in werking zijnd drugslaboratorium te zien, evenals een ruimte met een raam waarop doek of poster was bevestigd met in spiegelbeeld de tekst ‘ [b.v. 1] ’. Een bedrijf met deze benaming bleek te zijn gevestigd aan de [adres 2] .
Op 10 augustus 2023 vond een doorzoeking plaats in het bedrijfspand aan de [adres 2] . Daarin werd een professioneel operationeel drugslab aangetroffen voor de productie van BMK en metamfetamine. Het lab was opgesplitst in verschillende ruimten waar drugsgerelateerde goederen, zoals laboratoriumbenodigdheden, chemicaliën, afvalstoffen en eindproducten aanwezig waren. In de centrifugeruimte bevond zich circa 20 gram metamfetamine en in totaal circa 4,3 kg pasta, zijnde metamfetaminetartraat. Deze centrifugeruimte en ook de vries- en koelruimten waren nog in opbouw. Vanuit de opslag/leefruimte in het lab was een doorgang of luik naar de naastgelegen hallen, waar onder meer valmatten en opblaasbare speeltoestellen lagen opgeslagen. In de direct aan het lab grenzende ruimte stonden tevens een aantal zeecontainers. In één van die containers stonden een grote en kostbare partij pre-precursoren, chemicaliën en verpakkingen welke in relatie staan tot de activiteiten in het aangetroffen laboratorium. Weliswaar was de metamfetamine productie al op kleine schaal in gang gezet, maar de aanwezige apparatuur en de grote hoeveelheden chemicaliën wijzen op een aanzienlijke vergroting van de capaciteit en productie. In totaal was er 526 liter BMK geproduceerd, die grotendeels in de voormelde container werd bewaard.
In het lab werd [medeverdachte 2] aangetroffen en aangehouden.
Het deel in het pand aan de [adres 2] waar het lab was ingericht, werd gehuurd door [b.v. 2] . Per 19 mei 2023 was dit deel onderverhuurd aan [persoon] . De enig aandeelhouder van de bedrijven [b.v. 2] en [b.v. 1] is [b.v. 3] , waarvan [medeverdachte 3] de eigenaar is. Verdachte, tevens echtgenoot van [medeverdachte 3] , had een volledige volmacht voor dit bedrijf. Hij hield zich vooral bezig met de ICT en elektra-klussen.
De betrokkenheid van verdachte bij het lab
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte betrokken is geweest bij dit drugslab.
De meest in het oog springende feiten en omstandigheden in het procesdossier die duiden op betrokkenheid zijn:
  • de verklaring van verdachte dat hij wist dat het pand deels was onderverhuurd;
  • de omstandigheid dat verdachte regelmatig in de vanuit het lab vrij toegankelijke opslagruimte van [b.v. 2] kwam, waar chemicaliën ten behoeve van het lab waren opgeslagen alsmede een 200 liter drum stond met daarop de gevaarsetikettering ‘brandbaar en giftig’;
  • de omstandigheid dat in de direct aan het lab grenzende en voor verdachte eveneens toegankelijke ruimte tussen de vloerdelen een 200 liter klemdekselvat stond met daarin zure BMK, zijnde een precursor van (met)amfetamine;
  • de omstandigheid dat hij de toiletunit buiten op het terrein aan de [adres 2] in ontvangst heeft genomen;
  • de verklaring van verdachte dat hij contact heeft gehad met de contactpersonen van de onderhuurder, die voor hem bekend waren als ‘ [bijnaam 1] ’ ( [medeverdachte 1] ) en ‘ [bijnaam 2] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’;
  • de omstandigheid dat hij namens [medeverdachte 3] een bericht verstuurde naar het contact ‘ [bijnaam 2] ’ (‘ [bijnaam 3] ’), welk contact ook voorkwam in de Google Pixel telefoon aangetroffen bij [medeverdachte 2] ;
  • de omstandigheid dat verdachte weliswaar heeft verklaard dat hij alleen contact had met de contactpersonen van het onderverhuurde deel over de elektriciteit, maar de gesprekken in het dossier niet daarop zien. Zo ging het bericht dat hij namens [medeverdachte 3] naar ‘ [bijnaam 2] ’ (‘ [bijnaam 3] ’) moest sturen over de politie die meermalen in het bedrijfsgebouw wilde kijken;
  • de omstandigheid dat de dag na het ontdekken van het drugslaboratorium door verdachte veelvuldig via de applicatie Signal is gebeld met ‘ [bijnaam 2] ’ (‘ [bijnaam 3] ’);
  • de omstandigheid dat zijn contactpersonen gebruik maakten van gekke en soms meerdere bijnamen, zoals [bijnaam 2] en ook het contact ‘ [bijnaam 4] ’, die in zijn telefoon stond, zijnde een tweede bijnaam van [medeverdachte 1] ;
  • de getuigenverklaringen van de buren [getuige 1] en [getuige 2] die verdachte bewegingen rondom het pand hebben gezien, die verdachte ook niet kunnen zijn ontgaan.
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel verdachte steeds iedere betrokkenheid ontkent, kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het samenstel van de genoemde feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat verdachte in elk geval wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het drugslab in het onderverhuurde gedeelte van de loods.
De feiten en omstandigheden ‒ zowel afzonderlijk als tezamen in onderling verband
bezien ‒ leveren echter onvoldoende bewijs op om vast te kunnen stellen dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij het drugslab, zoals dat zowel primair als subsidiair ten laste is gelegd, namelijk door het ter beschikking stellen van, kortgezegd, vervoermiddelen, ruimtes, geld, hardware of stoffen. Het dossier lezende stelt de rechtbank vast dat het vooral gaat om het ter beschikking stellen van een ruimte ten behoeve van het lab. Voor de rechtbank geldt in dit verband als contra-indicatie dat verdachte geen bemoeienis heeft gehad met de onderhuur (overeenkomst), dus met het ter beschikking stellen van de ruimte waarin het lab is aangetroffen, maar dat [medeverdachte 3] daarvoor alles had geregeld. Het gaat te ver om te concluderen dat het feit dat verdachte de levens- en zakenpartner is van [medeverdachte 3] – die wel een rol bij het lab kan worden toegedicht ‒ automatisch betekent dat hij ook een aandeel bij het lab moet hebben gehad.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de feiten 1 en 2, telkens primair en subsidiair, niet wettig en overtuigend bewezen. Zij zal verdachte dan ook integraal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2, telkens primair en subsidiair;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Dekker, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en
mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juni 2025.