ECLI:NL:RBZWB:2025:3981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
11521353 CV EXPL 25-534 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van geleend bedrag en contractuele rente na leaseovereenkomst

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Regiebouw B.V. en een gedaagde die een voertuig had geleased. De gedaagde kon zijn betalingsverplichtingen niet nakomen, wat leidde tot een geschil over de gevolgen van deze wanbetaling. De kantonrechter oordeelde dat er een geldleningsovereenkomst was ontstaan, die de gedaagde niet had nageleefd. De rechter heeft bepaald dat de gedaagde het geleende bedrag van € 7.080,55 moet terugbetalen, inclusief een contractuele rente van 4,5% en een gematigde verzuimboete van € 122,- per maand, tot een maximum van € 7.500,-. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 625,- toegewezen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet ook de proceskosten van € 1.476,21 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Regiebouw het vonnis direct kan laten uitvoeren. De kantonrechter heeft de gedaagde in zijn verweer niet gevolgd, omdat deze onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11521353 \ CV EXPL 25-534
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
REGIEBOUW B.V.,
te Alphen aan den Rijn,
eisende partij,
hierna te noemen: Regiebouw,
gemachtigde: mr. F.L. Koopman,
tegen
[gedaagde] , T.H.O.D.N. [bedrijf van gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 maart 2025
- de zitting van 22 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Regiebouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[gedaagde] heeft van Regiebouw een voertuig geleased, maar kon zijn betaalverplichtingen niet nakomen. Partijen verschillen, kort gezegd, van mening over de vraag wat daarna is gebeurd. De kantonrechter oordeelt in deze zaak dat partijen een geldleningsovereenkomst en daarna nog een vervangende geldleningsovereenkomst zijn overeengekomen en dat [gedaagde] het geleende geld moet terugbetalen. Daarbij wordt ook de gevorderde contractuele rente en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De gevorderde contractuele boete per maand wordt gematigd toegewezen, omdat deze in dit geval te hoog is.
2.2.
De kantonrechter legt hieronder deze beslissing verder uit.
3. De beoordeling
Inleiding
3.1.
Tussen partijen staat vast dat partijen op 24 oktober 2023 een leaseovereenkomst voor een Volkswagen Caddy [1] zijn overeengekomen. [gedaagde] moest op grond van deze overeenkomst maandelijks een afbetaling van € 870,- (exclusief btw) doen. [gedaagde] heeft niet (voldoende) weersproken dat hij zijn betaalverplichting niet is nagekomen. [gedaagde] heeft het voertuig tot en met 15 april 2024 in gebruik gehad. Op die datum heeft Regiebouw het voertuig weer ingenomen.
3.2.
Partijen verschillen, samengevat weergegeven, van mening over de vragen of [gedaagde] de leaseovereenkomst heeft opgezegd en/of er (geldige) geldleningsovereenkomsten tot stand zijn gekomen op grond waarvan [gedaagde] dat geleende geld, contractuele rente en contractuele boete aan Regiebouw moet betalen. Ook is er een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter zal hieronder deze vraagpunten verder bespreken.
Opzegging van de leaseovereenkomst blijkt nergens uit
3.3.
[gedaagde] zegt in zijn conclusie van antwoord dat hij dat leaseovereenkomst, na een minimale huurperiode van drie maanden, schriftelijk heeft opgezegd. Dit wordt weersproken door Regiebouw. De kantonrechter oordeelt in dit geval dat [gedaagde] zijn enkele stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Zo heeft [gedaagde] deze stelling niet verder onderbouwd door bijvoorbeeld te vertellen op welke datum hij zou hebben opgezegd en/of hoe deze opzegging precies is gedaan. Ook had [gedaagde] schriftelijke bewijsstukken in het geding kunnen brengen, maar dat heeft hij niet gedaan. Daarbij is [gedaagde] ook niet op de zitting verschenen om deze stelling verder te onderbouwen. De kantonrechter gaat in deze zaak dan ook ervan uit dat er geen opzegging heeft plaatsgevonden.
Geldleningsovereenkomsten I en II
3.4.
Aangezien [gedaagde] zijn verweer niet heeft onderbouwd met details en/of stukken en niet op de zitting is verschenen om verdere uitleg te geven, volgt de kantonrechter [gedaagde] ook niet in zijn standpunt ten aanzien van de totale huur-/leasesom en het aangaan van de geldleningsovereenkomsten. Dit betekent dat de kantonrechter in deze zaak aanneemt dat de totale huur-/leasesom, inclusief verrekening van meerkilometers, bekeuringen en aftanken na inname in deze zaak € 8.155,02 bedroeg. [gedaagde] heeft dan ook onvoldoende onderbouwd weersproken dat partijen vervolgens op 26 april 2024 (na verrekening) een geldleningsovereenkomst [2] zijn aangegaan voor een bedrag van € 7.080,55 en dat deze niet is nageleefd door [gedaagde] , waarna partijen op 28 juni 2024 een vervangende tweede geldleningsovereenkomst [3] zijn aangegaan voor hetzelfde bedrag.
Geen nietigheid of vernietigbaarheid van de geldleningsovereenkomst
3.5.
[gedaagde] heeft daarbij onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat de geldleningsovereenkomsten nietig zouden zijn en nooit tot stand zijn gekomen, omdat er kort gezegd misbruik van omstandigheden door Regiebouw heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft het in zijn conclusie van antwoord over dreigende appjes en dat hij onder druk zou zijn gezet om een digitaal document te tekenen, wat later een geldleningsovereenkomst bleek te zijn. Deze druk en appjes zijn echter verder op geen enkele manier met feiten en omstandigheden onderbouwd en blijken verder nergens uit. Daarbij neemt de kantonrechter in zijn overweging mee dat er in dikgedrukte letters “overeenkomst van geldlening” bovenaan staat op zowel geldleningsovereenkomst I, als geldleningsovereenkomst II. De kantonrechter volgt [gedaagde] dan ook niet in zijn standpunt dat er sprake is van misbruik van omstandigheden. Daar komt bij dat, àls er al sprake zou zijn van misbruik van omstandigheden, de overeenkomst niet nietig zou zijn, maar vernietigbaar.
[gedaagde] moet het geleende geld terugbetalen
3.6.
De kantonrechter komt in deze zaak dan ook tot de conclusie dat partijen (geldig) geldleningsovereenkomst II zijn overeengekomen en dat [gedaagde] het geleende bedrag van € 7.080,55 daarom moet terugbetalen aan Regiebouw.
[gedaagde] moet ook contractuele rente betalen
3.7.
Partijen zijn in artikel 4 van geldleningsovereenkomst II ook een contractuele rente van 4,5 % over de lening overeengekomen. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat deze rente zou worden verrekend in de termijnen zoals genoemd in het aflossingsschema in bijlage I bij geldleningsovereenkomst II. Aangezien [gedaagde] dit aflossingsschema niet is nagekomen, wijst de kantonrechter deze rente toe zoals deze nu door Regiebouw is gevorderd. Dit betekent dat [gedaagde] de contractuele rente van 4,5 % over het geleende bedrag van € 7.080,55 moet betalen over de periode vanaf 28 juni 2024 tot de dag dat [gedaagde] volledig heeft betaald.
De contractuele boete is te hoog
3.8.
Partijen zijn daarnaast in artikel 7 van geldleningsovereenkomst II een contractuele “verzuimboete” van € 1.000,- per maand overeengekomen. Regiebouw vordert deze contractuele boete over de periode 28 juni 2024 tot de dag dat [gedaagde] de lening volledig heeft betaald. De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding om het boetebedrag te matigen. Deze boete loopt namelijk door zolang de lening niet volledig is afgelost. Ook neemt de kantonrechter in aanmerking dat deze boete bovenop het geleende bedrag komt, dat door [gedaagde] moet worden terugbetaald. Dit betekent dat als [gedaagde] minder dan € 1.000,- per maand kan aflossen, de lening voor altijd blijft bestaan. Dat is niet de bedoeling. De kantonrechter matigt het boetebedrag in dit geval dan ook tot een bedrag van € 122,- per maand, tot een maximum van € 7.500,-.
[gedaagde] moet buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.9.
Regiebouw maakt verder aanspraak op een vergoeding van € 625,- voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft niet weersproken dat Regiebouw buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht, waarvoor een vergoeding wordt toegekend. De hoogte van het gevorderde bedrag is lager of in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. Deze vergoeding staat los van de hiervoor genoemde contractuele rente en contractuele boete die partijen zijn overeengekomen en mag in dit geval naast elkaar worden toegewezen. De gevorderde vergoeding van € 625,- aan buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Regiebouw worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
120,21
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.476,21
3.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.12.
Regiebouw vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De kantonrechter wijst dit toe. Dit betekent dat Regiebouw het vonnis direct kan (laten) uitvoeren, als niet aan het vonnis wordt voldaan. [gedaagde] kan dus niet wachten met voldoen aan het vonnis in de periode dat tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hoger beroep wordt ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Regiebouw te betalen:
een bedrag van € 7.080,55, te vermeerderen met de contractuele rente van 4,5 % over de periode vanaf 28 juni 2024 tot de dag dat [gedaagde] volledig heeft betaald;
een verzuimboete ad € 122,- per maand over de periode vanaf 28 juni 2024 tot de dag dat [gedaagde] volledig heeft betaald, tot een maximum van € 7.500,-;
een vergoeding van € 625,- voor buitengerechtelijke incassokosten;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.476,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en – bij vervroeging – in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.

Voetnoten

1.Deze wordt verder “het voertuig” genoemd.
2.Deze wordt verder “geldleningsovereenkomst I” genoemd.
3.Deze wordt verder “geldleningsovereenkomst II” genoemd.