ECLI:NL:RBZWB:2025:4008

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
AWB 25_2196
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van benodigde documenten

Op 27 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker geen afschrift van het besluit en het bezwaar- of beroepschrift heeft overgelegd, zoals vereist volgens artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had de verzoeker eerder verzocht om dit verzuim binnen een week te herstellen, maar de verzoeker heeft hier niet aan voldaan en geen reden gegeven voor het verzuim. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en heeft hij besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2196

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet een afschrift van het besluit en het bezwaar- of beroepschrift overleggen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de voorzieningenrechter – na een herstelmogelijkheid – het verzoek op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
2.1.
Bij het verzoekschrift is het besluit en (inleidend) bezwaarschrift niet overgelegd. De rechtbank heeft verzoeker bij brief van 22 mei 2025 verzocht om binnen één week dit verzuim te herstellen.
2.2.
Verzoeker heeft binnen die termijn geen afschrift van het besluit of het bezwaarschrift overgelegd.
2.1.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 27 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:81, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:5, eerste en tweede lid, van de Awb.