ECLI:NL:RBZWB:2025:4009

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
02-800175-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor een periode van twee jaar

Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1968 en verblijvende bij een tbs-instelling. De officier van justitie had op 24 april 2025 een vordering ingediend tot verlenging van de tbs met twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, wat het recidivegevaar hoog houdt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de tbs met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. De rechtbank heeft daarbij geen bijzondere omstandigheden gevonden die aanleiding geven om van het advies van de tbs-instelling af te wijken. De betrokkene heeft aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in de kliniek en heeft verzocht om overplaatsing, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit geen reden is om de verlenging van de tbs te weigeren. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-800175-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 27 juni 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1968,
verblijvende bij FPC [tbs-instelling], aan de [adres].

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 24 april 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene;
- het verlengingsadvies van [tbs-instelling] van 20 maart 2025.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 1 juli 2015 is betrokkene veroordeeld
tot een gevangenisstraf van twaalf maanden wegens - kort gezegd - diefstal met geweld en
vernieling.
Daarnaast is bij dit arrest aan betrokkene de maatregel van tbs met voorwaarden
opgelegd voor overtreding van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank
constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het
Wetboek van Strafrecht en de tbs dus niet in duur beperkt is.
De tbs met voorwaarden is aangevangen op 23 juni 2016.
Bij beslissing van 20 april 2018 van deze rechtbank is bepaald dat betrokkene alsnog van
overheidswege zal worden verpleegd. Deze beslissing is bevestigd, met aanvulling van de
gronden, door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij uitspraak van 8 november 2018.
De tbs met verpleging van overheidswege is bij beslissing van 5 juli 2024 van deze
rechtbank voor het laatst verlengd voor een termijn van twee jaar. Deze beslissing is
door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beslissing 23 januari 2025 vernietigd. Het gerechtshof heeft beslist de tbs te verlengen met een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 13 juni 2025 is de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, gehoord. Tevens is betrokkene via een digitale teamsverbinding gehoord. Hij is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.C. Sassen, die fysiek ter zitting aanwezig was.
Voorts is de deskundige [deskundige], behandelcoördinator, via een digitale teams-verbinding gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling (hierna de kliniek) heeft geadviseerd de tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar en heeft daartoe het volgende aangevoerd in het verlengingsadvies.
Bij betrokkene is sprake van een cognitieve beperking, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk antisociale, narcistische en paranoïde kenmerken, een hoge mate van psychopathie en stoornissen in het gebruik van cocaïne (in remissie), cannabis en alcohol (in remissie). Daarnaast is er sprake van een laag sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau.
Betrokkene is op 18 januari 2019 opgenomen in de kliniek. Inmiddels is hij vijf maal intern overgeplaatst. Tijdens een onbegeleid verlof heeft betrokkene zijn ex-partner bedreigd, waardoor zijn verlofregeling is ingetrokken. Sindsdien is betrokkene niet meer gemotiveerd om mee te werken aan de behandeling. Langdurig is geprobeerd de samenwerking met betrokkene te herstellen, maar betrokkene gaf voortdurend aan hier niet voor open te staan. Momenteel verblijft betrokkene op perspectiefafdeling [afdeling]. Hier wordt onderzocht of betrokkene meer gemotiveerd raakt op een afdeling waar de behandeldruk lager is. Ter zitting heeft de deskundige aangevuld dat er naar het oordeel van de kliniek geen sprake is van een behandelimpasse. Volgens de kliniek oogt betrokkene meer gemotiveerd sinds hij op [afdeling] verblijft en de kliniek is bezig met het opstellen van een verlofaanvraag voor zowel begeleid als onbegeleid verlof, waardoor de resocialisatie kan worden opgepakt.
De kliniek concludeert dat het uitstroomperspectief op lange termijn nog onduidelijk is en afhangt van de ontwikkelingen in de risicofactoren, de zelfredzaamheid van betrokkene en het nemen van verantwoordelijkheid voor de huidige patstelling. Een blijvende vorm van hulpverlening zal noodzakelijk zijn. Bij het wegvallen van het huidige kader wordt het recidiverisico als hoog tot zeer hoog geschat. Gezien de recente ontwikkelingen is het de verwachting dat het nog lange tijd zal duren om tot een afwikkeling van de huidige maatregel te komen, met het oog op een blijvend hoog recidiverisico en een moeilijk bewerkbare kernproblematiek. Vooral het gebrek aan inzicht (in de problematiek, in het risico van gewelddadig gedrag en in de noodzaak van behandeling) in combinatie met een gebrekkige leerbaarheid en dito behandeltrouw zijn ongunstig en behoeven aandacht binnen de behandeling. De kliniek adviseert dan ook de maatregel tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven. Het is van belang dat de vraag of de tbs moet worden verlengd met twee jaar niet wordt verward met de wens van betrokkene tot overplaatsing. Het staat niet ter discussie dat aan de voorwaarden voor verlenging van de tbs-maatregel is voldaan.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij al lange tijd geen vertrouwen meer heeft in de kliniek. Sinds zijn verlof is geschorst, is er volgens betrokkene niks meer goed gegaan en heeft hij opgesloten gezeten. De kliniek is bezig met het opstellen van een nieuw verlofplan, maar hier wil betrokkene niet aan meewerken. Betrokkene wenst te worden overgeplaatst.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het niet ter discussie staat dat de tbs-maatregel moet worden verlengd. De verdediging verzoekt de tbs echter te verlengen met één jaar. De verlengingszitting en het verzoek tot overplaatsing houden wel degelijk verband met elkaar. In beginsel wordt een tbs-maatregel met twee jaar verlengd als het niet de verwachting is dat de tbs-maatregel binnen een jaar (voorwaardelijk) kan worden beëindigd. Dit kan anders zijn als er sprake is van bijzondere omstandigheden in het behandeltraject die aanleiding geven hiervan af te wijken. In het geval van betrokkene is dat het geval. Er is immers een behandelimpasse ontstaan. Betrokkene heeft zijn vertrouwen in de kliniek volledig opgezegd en vraagt al jaren om een overplaatsing. De tbs-maatregel dient met één jaar te worden verlengd, omdat volstrekt onduidelijk is hoe de verlenging vorm gegeven gaat worden en een kortere verlenging iets kan doorbreken bij de kliniek.

6.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Uit het verlengingsadvies van de kliniek blijkt dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling. Tevens wordt het recidiverisico bij een beëindiging van de tbs-maatregel op dit moment ingeschat als hoog. Er is dus nog altijd sprake van gevaar voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, waardoor verlenging van de tbs-maatregel is vereist.
Het advies van de kliniek is om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen. Ter zitting zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken om van dit advies af te wijken. Dat betrokkene halsstarrig weigert om met de kliniek mee te werken leidt niet tot een ander oordeel. De kennelijke behoefte van betrokkene om een overplaatsing af te dwingen betreft geen omstandigheid waar de rechtbank rekening mee houdt in het kader van de beoordeling van de vordering tot verlenging. Dat geldt temeer nu de kliniek juist wel blijft proberen betrokkene te motiveren en ook voor hem verlof wil aanvragen. Hij wil daar zelf niet aan meewerken. Er is derhalve geen sprake van een behandelimpasse, nu betrokkene zelf voortuitgang in zijn behandeling blijft stagneren. De rechtbank zal de tbs-maatregel dan ook met twee jaar verlengen.

7.De beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van
de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. Verdult en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juni 2025.