ECLI:NL:RBZWB:2025:4019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
28 juni 2025
Zaaknummer
24/7686 en 24/7687
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om geheimhouding in belastingzaken met betrekking tot soevereine gedachtegoed

In deze zaak heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2025 een verzoek om geheimhouding toegewezen, ingediend door de inspecteur van de Belastingdienst. Het verzoek was gebaseerd op zorgen over de veiligheid van medewerkers van de Belastingdienst, die bedreigd zouden worden door de soevereine gedachtegoed volgers. De inspecteur stelde dat er een risico bestond dat namen van medewerkers op internet werden verspreid, wat leidde tot bedreigingen. De rechtbank heeft besloten geen mondelinge behandeling ter zitting te houden, omdat de aard van de geheimhoudingsprocedure dit niet geschikt maakte. De geheimhoudingskamer heeft de mandaatbesluiten van de inspecteur beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van de inspecteur om deze geheim te houden zwaarder weegt dan het belang van de belanghebbende bij kennisneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur anoniem mag procederen in deze zaak, en dat de hoofdkamer geen kennis mag nemen van de mandaatbesluiten. De beslissing is openbaar gemaakt op 27 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/7686 en 24/7687
beslissing van de enkelvoudige geheimhoudingskamer van 27 juni 2025 in de zaken tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Het verzoek

1.1.
De inspecteur heeft, per brief met dagtekening 5 juni 2025, een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedaan, door de inspecteur ook aangeduid als ‘verzoek anoniem procederen’.
1.2.
De inspecteur heeft het verzoek als volgt omschreven:
“De Belastingdienst heeft de afgelopen periode veel dossiers te behandelen gekregen van burgers die het soevereine gedachtegoed volgen. Het volgen van dit gedachtegoed is een persoonlijke keuze. Het resultaat is echter ook dat er onjuiste aangiften inkomstenheffing of verzoeken om vermindering en bezwaren tegen eerdere aanslagen worden ingediend.
De meeste zaken betreffen het opvoeren van huur, premies ziektekosten en andere overheidsheffingen als gift. Dat is fiscaal onjuist. Deze giften worden door de inspecteur gecorrigeerd. Als gevolg van deze correcties is bij de behandeling van dergelijke zaken gebleken dat namen van medewerkers op internet (onder andere via Facebook) worden verspreid. Ook worden namen van medewerkers opgezocht op het internet teneinde op privé-accounts bedreigingen te uiten. (…)
Onlangs heeft de AIVD in hun fenomeenanalyse1 geconcludeerd dat de soevereinenbeweging de democratische rechtstaat ondermijnt. Van een klein deel van de soevereinenbeweging gaat ook een geweldsdreiging uit op korte termijn.
Recent zijn ter zitting, bij een rechtszaak van een andere burger, de namen van de vertegenwoordigers van de Belastingdienst genoteerd door de als bijstand meegegane burger met de opmerking: ‘nu wordt het interessant’. U begrijpt dat deze quote in de context van het soevereine gedachtegoed, de fenomeenanalyse van de AIVD en de eerdergenoemde voorvallen bedreigend is voor de medewerkers van de Belastingdienst.
Voetnoot 1: Fenomeenanalyse soevereinbeweging in Nederland ‘Met de rug naar de samenleving’, 9 april 2024, publicatie te vinden op aivd.nl.”
1.3.
Bij deze brief heeft de inspecteur een gesloten enveloppe overgelegd met daarin mandaatbesluiten van degenen die namens de inspecteur ter zitting zullen verschijnen. Volgens de inspecteur moeten deze mandaatbesluiten met de daarin opgenomen namen geheim worden gehouden.
1.4.
De rechtbank heeft het verzoek van de inspecteur (zonder de mandaatbesluiten) bij bericht van 12 juni 2025 doorgestuurd naar belanghebbende en haar verzocht te reageren op het verzoek om geheimhouding. Belanghebbende heeft bij bericht van 24 juni 2025 aangegeven dat zij niet akkoord gaat met geheimhouding. Zij merkt op dat de Belastingdienst al haar gegevens heeft en dat het verzoek van de inspecteur daar haaks op staat.

2.Overwegingen

Geen zitting
2.1.
De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen. [1]
Kader voor beoordeling
2.2.
De geheimhoudingskamer heeft kennis genomen van de mandaatbesluiten, veronderstellende dat deze onderdeel zijn van de stukken die op de zaak betrekking hebben in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Hetgeen is bepaald in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van (delen van) stukken te weigeren (geheimhouding) of de geheimhoudingskamer mede te delen dat uitsluitend de rechter die de beslist (de hoofdkamer) kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.3.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.4.
De geheimhoudingskamer heeft de mandaatbesluiten onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van de namen van de personen die namens de inspecteur ter zitting zullen optreden tegenover het belang van de inspecteur om deze namen geheim te houden. De geheimhoudingskamer ziet geen direct belang voor belanghebbende om kennis te nemen van de mandaatbesluiten en daarmee dus van de namen van de personen die namens de inspecteur zullen optreden ter zitting. Het belang van deze personen bij anonimiteit in deze specifieke procedure weegt naar het oordeel van de rechtbank aanzienlijk zwaarder dan enig gesteld belang van belanghebbende. Belanghebbende heeft geen processueel belang of materieel belang aangevoerd bij kennisneming van de gegevens van de inspecteur(s) die ter zitting van de hoofdkamer zullen optreden. De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding van de mandaatbesluiten toe.
2.5.
De geheimhoudingskamer stelt vast dat de aangekondigde personen die namens de inspecteur ter zitting aanwezig zullen zijn juist gemandateerd zijn en aldaar namens de inspecteur kunnen optreden. Aangezien de geheimhoudingskamer het verzoek om geheimhouding toewijst, neemt de hoofdkamer geen kennis van de mandaatbesluiten. Dit betekent dat de hoofdkamer niet kan controleren of degenen die namens de inspecteur op zitting zijn verschenen ook degenen zijn op wie de mandaatbesluiten zien. Om verdere vertraging te voorkomen, zal de geheimhoudingsrechter op de geplande zittingsdag aanwezig zijn voordat de zitting begint om te kunnen controleren dat de personen die zich melden namens de inspecteur genoemd staan de op mandaatbesluiten die de geheimhoudingskamer kent. De geheimhoudingskamer zal alleen de positieve of negatieve uitkomst van de identificatie en controle van de mandaatbesluiten – dus zonder de namen van de betrokken personen te noemen – vastleggen in een proces-verbaal en direct aan de hoofdkamer doen toekomen.
2.6.
Het voorgaande betekent dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding wordt toegewezen. De inspecteur mag naar het oordeel van de geheimhoudingskamer anoniem procederen in deze zaak.
Beslissing
De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding toe.
Deze beslissing is genomen door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 27 juni 2025
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.