ECLI:NL:RBZWB:2025:4020

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/7877
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht door handel via Marktplaats

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW). Het college heeft op 2 april 2024 besloten om de bijstandsuitkering van eiser in te trekken en terug te vorderen over verschillende periodes, in totaal negen maanden, vanwege inkomsten uit de verkoop van goederen via Marktplaats. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij enkel beroepsgronden heeft gericht tegen de intrekking van zijn uitkering in de maanden oktober 2022, februari, april en juni tot en met september 2023. De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college.

De rechtbank oordeelt dat het college de bijstandsuitkering van eiser op goede gronden heeft ingetrokken en teruggevorderd. Eiser heeft de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden door geen melding te maken van zijn verkoopactiviteiten op Marktplaats. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van handel, aangezien eiser in de betreffende maanden meer dan zes advertenties heeft geplaatst en de vraagprijzen van de aangeboden goederen hoger waren dan de bijstandsnorm. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij recht had op volledige of aanvullende bijstand, en de overgelegde administratie is niet deugdelijk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7877 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking en terugvordering van zijn uitkering op grond van de Participatiewet (PW).
1.1.
Het college heeft op 2 april 2024 (primair besluit) besloten om de bijstandsuitkering van eiser in te trekken en terug te vorderen over verschillende periodes, in totaal negen maanden, te weten:
  • van 1 tot en met 31 oktober 2022;
  • van 1 januari tot en met 28 februari 2023;
  • van 1 tot en met 30 april 2023; en
  • van 1 juni tot en met 31 oktober 2023.
Daarnaast is het recht op bijstand herzien en (in zoverre) teruggevorderd over twee verschillende periodes, te weten: 1 tot en met 30 november 2022 en 1 tot en met 31 mei 2023.
1.2.
Met het besluit van 9 oktober 2024 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft daarbij enkel beroepsgronden gericht tegen de intrekking van zijn uitkering in de maanden oktober 2022, februari, april en juni tot en met september 2023. Dit zijn de (in totaal zeven) maanden waarbij de uitkering is ingetrokken vanwege inkomsten uit handel in goederen via Marktplaats. Ter zitting is namens eiser bevestigd dat de intrekking c.q. herziening van de overige maanden niet langer door eiser wordt bestreden.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. Namens het college zijn [persoon 1] en [persoon 2] verschenen.

Feiten en omstandigheden

2.1.
Eiser ontvangt sinds 23 maart 2020 een bijstandsuitkering op grond van de PW naar de norm van een alleenstaande.
2.2.
De aanleiding voor een onderzoek naar het recht van eiser op een bijstandsuitkering was het vermoeden dat de zus van eiser en haar dochter op het uitkeringsadres zouden verblijven. In dat kader heeft op 3 oktober 2023 een huisbezoek plaatsgevonden. Naar aanleiding van zaken die zijn aangetroffen tijdens dat huisbezoek is de onderzoeks-grond vervolgens gewijzigd in een onderzoek naar de inkomens- en vermogenspositie van eiser. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in het rapport van 23 januari 2024.
2.2.1.
Tijdens het huisbezoek werd in de woning een grote hoeveelheid handelswaar aangetroffen (elektronische apparatuur, robotstofzuigers etcetera). Eiser verklaarde dat deze spullen van zijn broer waren. Tijdens een gesprek met de sociaal rechercheurs de daaropvolgende dag verklaarde eiser dat zijn broer een paar pallets met spullen gekocht zou hebben in Duitsland. Eiser zou de apparaten controleren en repareren en hij zou daar niets voor krijgen. Verderop in het gesprek – na te zijn gewezen op bijschrijvingen door derden op zijn bankafschriften die van Markplaats afkomstig leken te zijn – verklaarde eiser dat de pallets gezamenlijk met zijn broer en de compagnon van zijn broer zijn gekocht en dat hij hier € 300,00 in heeft geïnvesteerd. Hij verklaarde geen boekhouding te hebben bijgehouden en via Marktplaats ook te handelen in andere spullen die niet afkomstig zijn van de opgekochte pallets.
2.2.2.
Vervolgens zijn er gegevens opgevraagd bij Marktplaats, waaruit bleek dat er in de periode vanaf 1 oktober 2022 in totaal 147 advertenties waren geplaatst vanuit het account dat is gekoppeld aan het telefoonnummer en de bankrekening van eiser. Een aantal artikelen werd meerdere keren aangeboden via advertenties op Marktplaats.
2.2.3.
Tijdens een aanvullend gesprek op 22 november 2023 verklaarde eiser dat het Marktplaats-account door zijn broer werd gebruikt, maar eiser verklaarde dat hij zelf ook goederen verkocht, samen met zijn broer, waarvoor hij soms contante betalingen ontving. Na afloop van dit gesprek overhandigde eiser een Excel-overzicht, dat volgens hem door zijn broer was opgesteld. Dit overzicht bevatte een lijst van (in totaal 64) goederen met daarachter een bedrag en een vraagprijs. Uit de lijst bleek niets van opbrengst van verkoop van de betreffende artikelen.
2.3.
Het college is vervolgens overgegaan tot de primaire besluitvorming, waarbij tot intrekking is overgegaan wegens schending inlichtingenplicht door geen melding te doen van de handel van goederen via internet (Markplaats). Bij gebreke van een deugdelijke en verifieerbare informatie is het college uitgegaan van inkomsten ter hoogte van de vraagprijzen in de door eiser geplaatste advertenties. Daarmee kwam het inkomen van eiser in de betreffende (zeven) maanden uit boven de voor hem geldende bijstandsnorm. De over die perioden uitbetaalde bijstand is bruto teruggevorderd.
2.4.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Eiser stelt dat een aanzienlijk deel van de goederen niet verkocht is. Op 20 augustus 2024 vond een hoorzitting plaats.
Bestreden besluit
3. Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser tegen de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering ongegrond verklaard. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat uit onderzoek is gebleken dat eiser inkomsten uit handel op Marktplaats heeft verkregen. Door dit niet aan het college te melden, heeft eiser de op hem rustende inlichtingenplicht geschonden. Nu sprake is van schending van de inlichtingenplicht, is het college verplicht tot terugvordering over te gaan. Het college heeft geen aanleiding gezien om vanwege dringende redenen af te zien van de terugvordering.
Beroepsgronden
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij de inlichtingenplicht niet bewust heeft geschonden. Hij was er niet van op de hoogte dat hij de handel in spullen moest melden en heeft daarom ook geen administratie bijgehouden. Eiser heeft dit daarom noodgedwongen achteraf moeten doen. Door de overgelegde lijst en foto’s van goederen is alsnog een deugdelijke administratie overgelegd, waaruit blijkt dat de meeste goederen niet zijn verkocht.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of het college de bijstandsuitkering van eiser op goede gronden heeft ingetrokken en teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Bewijslastverdeling
7. Een besluit tot intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering is een belastend besluit, waarbij het aan het bijstandsverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dit betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering is voldaan in beginsel op het bijstandsverlenende orgaan rust.
Marktplaats account
8. Volgens vaste rechtspraak is het voor ontvangers van bijstand niet verboden om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van daaruit verkregen verdiensten tijdig melding wordt gemaakt aan het bijstandsverlenend orgaan. De opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen, al dan niet via internet, wordt in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, zodat daarvan in beginsel geen mededeling hoeft te worden gedaan. [1]
8.1.
Het gaat hier echter niet om incidentele verkoop van privégoederen maar om handel. Er is in ieder geval sprake van handel waarmee inkomsten kunnen worden gegenereerd, wanneer in een maand meer dan zes advertenties zijn geplaatst en/of de vraagprijs van de aangeboden goederen hoger is dan de bijstandsnorm. [2] Dat is in alle van de zeven betreffende maanden het geval.
8.2.
Eiser heeft van de verkoopactiviteiten geen melding gedaan aan het college, zodat hij de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Het had voor eiser redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zijn verkoopactiviteiten op Marktplaats voor de verlening van de bijstand van belang konden zijn.
Geen deugdelijke administratie
9. Het is dan vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
9.1.
Eiser heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De overgelegde lijst kan niet aangemerkt worden als een deugdelijke administratie, omdat deze geen volledig verifieerbaar beeld geeft van de verkopen en opbrengsten daarvan. [3] Uit de door eiser achteraf aangeleverde foto’s blijkt alleen welke goederen zich op dat moment nog in de woningen van eiser respectievelijk zijn broer bevonden, maar niet kan worden vastgesteld dat dit dezelfde goederen zijn als de artikelen die zijn aangeboden op Marktplaats. Het college heeft erop gewezen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt welke artikelen er zijn binnengekomen, in welke aantallen, en wanneer. Daarbij is van belang dat het gaat om bulkinkoop waarbij pallets zijn ingekocht met diverse elektronische artikelen waarbij er ook meerdere exemplaren van dezelfde artikelen tussen zaten. Een verifieerbare koppeling tussen artikelnummers en advertentienummers ontbreekt, evenals bewijzen van communicatie en betalingen (terwijl eiser bovendien heeft verklaard dat er ook contante betalingen hebben plaatsgevonden). Door het ontbreken van voorraadbeheer kan bovendien niet worden vastgesteld dat de volgens eiser dubbele advertenties daadwerkelijk dubbele advertenties zijn, of dat er meerdere exemplaren van dezelfde artikelen op verschillende momenten zijn aangeboden.
Schatting
10. Eiser heeft gewezen op rechtspraak [4] waaruit volgt dat de bijstandsverlenende instantie gehouden is om, indien mogelijk, schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag de betrokkene in ieder geval wel recht op bijstand heeft. Die schatting dient te geschieden op basis van de (wel) vaststaande feiten, waarbij geldt dat het eventuele nadeel voor de betrokkene dat voortvloeit uit de resterende onzekerheden, wegens schending van de inlichtingenverplichting, voor diens rekening komt. Het college heeft daar in het geval van eiser aan voldaan door aansluiting te zoeken bij de in de advertenties vermelde vraagprijzen. [5] Het totaalbedrag van de vraagprijzen oversteeg in ieder van de zeven betreffende maanden de bijstandsnorm van eiser. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Terugvordering
11. Op grond van artikel 58, eerste lid PW is het college gehouden om de kosten van bijstand terug te vorderen, voor zover de bijstand ten onrechte is ontvangen als gevolg van het overtreden van de inlichtingenplicht. Niet gebleken is dat op grond van dringende redenen moet worden afgezien van terugvordering van de ten onrechte verleende bijstand over de te beoordelen periode..

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van S.E. van Noort, griffier, op 27 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

Artikel 31, eerste lid, PW
Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 32, eerste lid, PW
Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voor zover deze:
betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en
betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
Artikel 53 a, zesde lid, PW
Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
Artikel 54, derde lid, PWHet college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, PW
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
(…)
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.