ECLI:NL:RBZWB:2025:4031

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
BRE 25_537
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift door storing DigiD

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2025, wordt het beroep van eiseres B.V. tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de invordering van verbeurde dwangsommen, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 2 december 2024. Eiseres diende haar beroepschrift te laat in, waardoor de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 13 januari 2025, maar eiseres heeft het beroepschrift pas op 20 januari 2025 ontvangen. De rechtbank overweegt dat de reden voor de vertraging, een storing bij DigiD, niet als verontschuldiging kan worden aangemerkt. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij alles heeft gedaan om het beroepschrift tijdig in te dienen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 2 december 2024. Bij dit besluit is het bezwaar van eiseres tegen de invordering van verbeurde dwangsommen ongegrond verklaard.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
3.1.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het beroepschrift bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden toch tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.2.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat het college het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 2 december 2024 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 13 januari 2025.
4.1.
Eiseres heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Op de enveloppe staat geen (leesbaar) poststempel. Aangezien het begeleidend schrijven bij het beroepschrift gedateerd is op 14 januari 2025 gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn ter post is aangeboden. Het beroepschrift is vervolgens bij de rechtbank ontvangen op 20 januari 2025. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Eiseres heeft hiervoor de volgende reden gegeven. Na ontvangst van het besluit is er enige tijd overheen gegaan voordat de gemachtigde in de gelegenheid was om met de bestuurder van eiseres de vervolgstappen te bespreken. Gemachtigde heeft vervolgens gewacht tot de laatste dag om het beroepschrift digitaal in te dienen. Toen hij het beroepschrift digitaal wilde aanleveren bleek het niet mogelijk om via DigiD in te loggen. Er was namelijk een landelijke storing van DigiD.
6. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Daartoe overweegt de rechtbank dat een storing bij DigiD eiseres weliswaar niet is aan te rekenen, maar wel dat zij (of haar gemachtigde) niet op andere wijze tijdig een beroepschrift heeft ingediend. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiseres er alles aan heeft gedaan om het beroepschrift alsnog op 13 januari 2025 in te dienen. Zo is het beroepschrift niet via een ander kanaal, bijvoorbeeld via de functie veilig mailen dat vermeld staat op de website van de rechtbank, bij de rechtbank ingediend. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er op die dag een dergelijke storing heeft plaatsgevonden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres deze gestelde storing niet met stukken heeft onderbouwd. Gelet op het voorstaande oordeelt de rechtbank dat de door eiseres naar voren gebrachte omstandigheid voor rekening en risico van eiseres komt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van L.J. Sijtsma, griffier, op 30 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.