ECLI:NL:RBZWB:2025:4032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
24/5669
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot verzuimboete en belastingrente

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, inclusief een verzuimboete en belastingrente. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar gegrond en verlaagde het belastbaar inkomen, terwijl de boete in stand bleef. De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat de aanslag terecht is opgelegd en dat de boete ook terecht is opgelegd, maar dat de belastingrente verlaagd moet worden tot € 234. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan, ondanks meerdere uitnodigingen en aanmaningen, en dat de inspecteur op zorgvuldige wijze tot een redelijke schatting van de aanslag is gekomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor de belastingrentebeschikking, maar ongegrond voor de overige onderdelen. De inspecteur moet het griffierecht van € 51 aan belanghebbende vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 juli 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij de aanslag IB/PVV 2020 heeft de inspecteur ook een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd (de boetebeschikking) en belastingrente aan hem in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2020 en de boete- en belastingrentebeschikking.
1.3.
De inspecteur heeft op 19 juli 2024 uitspraak op bezwaar gedaan. De inspecteur heeft het bezwaar gegrond verklaard en het belastbaar inkomen uit werk en woning in de aanslag IB/PVV 2020 verminderd tot een bedrag van € 56.157. De belastingrentebeschikking is verminderd tot € 279. De boetebeschikking van € 385 is in stand gebleven.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, mr. drs. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de aanslag IB/PVV 2020 terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. Ook beoordeelt de rechtbank of de boetebeschikking terecht is opgelegd. Tot slot beoordeelt de rechtbank of de belastingrentebeschikking terecht in rekening is gebracht.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2020 terecht en niet tot een te hoog bedrag opgelegd
.De boetebeschikking is ook terecht opgelegd. De belastingrentebeschikking is terecht opgelegd maar dient verlaagd te worden tot een bedrag van € 234. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is van 21 oktober 2013 tot en met 9 december 2020 volledig eigenaar van de onroerende zaak [adres].
4.1.
Belanghebbende stond in de Basisregistratie personen (BRP) van 11 december 2009 tot 19 april 2024 ingeschreven op een adres in Spanje, met uitzondering van de periode 30 april 2014 tot 17 mei 2014 waarin belanghebbende stond ingeschreven op het adres van de Nederlandse woning.
4.2.
De WOZ-waarde van de Nederlandse woning bedraagt € 285.000 met peildatum 1 januari 2019.
4.3.
Belanghebbende heeft in 2020 loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten van in totaal € 64.256 waarop in totaal € 21.684 aan loonheffing is ingehouden en afgedragen.
4.4.
Belanghebbende heeft op 6 december 2020 als binnenlands belastingplichtige elektronisch een verzoek ingediend voor het opleggen van een negatieve voorlopige aanslag IB/PVV 2020. De inspecteur heeft aan belanghebbende een brief gestuurd dat het verzoek niet in behandeling genomen wordt, want belanghebbende had het formulier voor buitenlandse belastingplichtigen moeten gebruiken.
4.5.
Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van een aangifte IB/PVV 2020 voor een buitenlandse belastingplichtige. In de aanmaning wordt een uiterste indieningstermijn van 17 september 2021 genoemd. De uitnodiging, herinnering en aanmaning zijn verstuurd naar het adres van de Nederlandse woning.
4.6.
Op 16 september 2021 heeft belanghebbende opnieuw een verzoek als binnenlands belastingplichtige ingediend voor het opleggen van een negatieve voorlopige aanslag IB/PVV 2020.
4.7.
Met dagtekening 15 oktober 2021 heeft de inspecteur conform het verzoek van belanghebbende een negatieve voorlopige aanslag opgelegd.
4.8.
Belanghebbende heeft geen aangifte IB/PVV 2020 ingediend.
4.9.
Met dagtekening 5 april 2023 is de aanslag IB/PVV 2020 ambtshalve vastgesteld.
4.10.
Op 16 mei 2023 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Met dagtekening 19 juli 2024 heeft de inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan.

Motivering

Is de aanslag IB/PVV 2020 naar een te hoog bedrag opgelegd?
5. De rechtbank stelt vast dat belanghebbende verplicht was om aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2020 te doen, maar dit niet heeft gedaan. Ook na herinnering en aanmaning is geen aangifte ingediend. Dan wordt een zware bewijslast dat de aanslag onjuist is bij belanghebbende gelegd. [1] Wel moet de inspecteur eerst op een zorgvuldige manier tot een redelijke schatting van de aanslag zijn gekomen. [2]
5.1.
De inspecteur is voor de hoogte van de aanslag uitgegaan van een loon uit tegenwoordige dienstbetrekking van € 64.256 waarop € 21.684 aan loonheffing is ingehouden en afgedragen. Dit bedrag volgt uit geresigneerde inkomensgegevens. Daarnaast heeft de inspecteur de aftrek van de eigen woning gesteld op € 8.099 voor de Nederlandse woning op basis van de WOZ-waarde van € 285.000 en de gerenseigneerde betaalde hypotheekrente van € 9.715. Dat de inspecteur van deze bedragen is uitgegaan acht de rechtbank redelijk.
5.2.
Belanghebbende heeft geen tegenbewijs geleverd waaruit blijkt dat het bedrag van de aanslag te hoog is. Daarom concludeert de rechtbank dat de aanslag IB/PVV 2020 niet naar een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belastingrente
5.3.
De inspecteur heeft zich op het nadere standpunt gesteld dat de belastingrente dient te worden verlaagd tot een bedrag van € 234. De rechtbank acht dit juist op grond van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de belastingrente verder dient te worden verlaagd, omdat belanghebbende daarvoor geen gronden heeft aangevoerd.
Is de verzuimboete terecht en niet naar een te hoog bedrag opgelegd?
5.4.
Belastingplichtigen die zijn uitgenodigd en aangemaand tot het doen van aangifte, maar dit niet binnen de gestelde termijn doen, kunnen een verzuimboete krijgen. [3] In dit geval heeft de inspecteur een boete van € 385 opgelegd. Dat bedrag volgt uit de geldende wet- en regelgeving.
5.5.
Omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan, is de boete terecht opgelegd. Opzet of schuld is niet vereist voor het opleggen van een verzuimboete. Wel moet een boete achterwege blijven bij afwezigheid van alle schuld (avas). In dit geval heeft belanghebbende geen bijzondere omstandigheden genoemd die duidelijk maken waarom hij de aangifte niet kon indienen. Daarom blijft de boete van € 385 in stand. Het ligt op de weg van belanghebbende om aan zijn fiscale verplichtingen te voldoen. De rechtbank acht de boete van € 385 dan ook passend en geboden.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond voor zover het ziet op de belastingrenterentebeschikking. Omdat het beroep dat ziet op de belastingrentebeschikking gegrond is moet de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 51 aan hem vergoeden. Belanghebbende heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de belastingrentebeschikking gegrond;
- vermindert de belastingrentebeschikking tot een bedrag van € 234;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Panah, griffier, op 2 juli 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 25, derde lid en artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2.Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX7184.
3.Artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.