ECLI:NL:RBZWB:2025:4054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
C/02/430567 / FA RK 25-84
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag over minderjarigen in het kader van eenhoofdig gezag van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, de moeder van de kinderen, verzocht om het gezag over de minderjarigen alleen aan haar toe te kennen, omdat de vader al geruime tijd onbereikbaar was en vermoedelijk in het buitenland verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet op de mondelinge behandeling is verschenen en geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank geadviseerd het verzoek van de vrouw te ondersteunen, gezien de onduidelijke situatie van de vader en de impact daarvan op de kinderen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de gewijzigde omstandigheden sinds de echtscheiding van partijen in 2020. De vrouw heeft aangegeven dat de man na zijn huwelijk in Tunesië het contact met de kinderen heeft verbroken en sindsdien niet meer bereikbaar is. Dit heeft geleid tot praktische belemmeringen in de uitoefening van het gezamenlijk gezag, waardoor de vrouw niet in staat is om noodzakelijke beslissingen te nemen over de kinderen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is dat de vrouw alleen het gezag krijgt, zodat zij de nodige hulpverlening kan inzetten en beslissingen kan nemen zonder afhankelijk te zijn van de onbereikbare vader.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw direct kan handelen in het belang van de kinderen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 24 juni 2025.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430567 / FA RK 25-84
Datum uitspraak: 28 mei 2025
beschikking over gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.S.R.N. Maas te Dongen,
tegen
[de man],
hierna: de man,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland.
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010, hierna: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2015, hierna: [minderjarige 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
  • het op 6 januari 2025 ontvangen verzoek met bijlagen;
  • de oproeping van de man in de Staatscourant van 28 februari 2025.
1.2
Op 28 mei 2025 is het verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen, is de man niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
1.4
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek met de kinderrechter. Zij hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn op [datum 1] 2010 te [plaats] (Tunesië) met elkaar gehuwd. Bij beschikking van deze rechtbank van 20 oktober 2020 is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op [datum 2] 2020 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
2.3
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4
Voor zover hier van belang is in het ouderschapsplan, dat deel uitmaakt van voornoemde beschikking van 20 oktober 2020, een zorg- en contactregeling (hierna: de zorgregeling) tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bepaald van éénmaal per veertien dagen van vrijdagavond 19:30 uur tot zondag 18:00 uur en iedere woensdag van 17:30 uur tot 19:30 uur.
2.5
Partijen hebben in ieder geval ook de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan haar toekomt, kosten rechtens.
3.2
De man is niet verschenen in de procedure en heeft derhalve geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw.

4.De standpunten en het advies van de Raad

4.1
Ter onderbouwing van haar verzoek is door en namens de vrouw, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Tot medio december 2023 liep de zorgregeling naar behoren. In december 2023 is de man op vakantie gegaan naar Tunesië en is hij aldaar opnieuw in het huwelijk getreden. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] waren enorm aangeslagen omdat zij niet bij dit huwelijk waren betrokken. Nadat de vrouw de man hierop had aangesproken, verbrak hij ieder contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Meermaals heeft de vrouw getracht met de man in gesprek te gaan om het contact te herstellen maar daar stond de man niet voor open. Medio februari 2024 heeft de man via zijn advocaat verzocht aan de vrouw om oudergesprekken te voeren bij [bemiddelingsbureau] . De vrouw heeft hiermee ingestemd. Er hebben vervolgens twee gesprekken plaatsgevonden en één contactmoment tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarna heeft de man het traject bij [bemiddelingsbureau] eenzijdig stopgezet en hebben de omgangsmomenten niet meer plaatsgevonden. In juni 2024 heeft de advocaat van de vrouw de man verzocht om de zorgregeling na te komen. De man gaf daarop aan dat hij te ziek was om contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te hebben. Na aandringen van de vrouw is er nog eenmaal bij de man thuis contact geweest tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Kort daarna was de man ineens op alle fronten onbereikbaar. Ook was zijn huis plotseling verkocht en bleek uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) dat de man zich had uitgeschreven op zijn adres. Daarbij betaalt de man sinds augustus 2024 geen kinderalimentatie meer. De man is vermoedelijk naar Tunesië vertrokken zonder afscheid te nemen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
4.2
Nu de man op dit moment nog steeds onbereikbaar is en op een voor de vrouw onbekende plek verblijft, staat het gezamenlijk gezag een veilige ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de weg. Over (belangrijke) gezagszaken kan thans niet (voortvarend) worden beslist. In de [bemiddelingsbureau] leidt dit nu al tot problemen. De gehele gang van zaken heeft een enorme impact op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gehad. Zij hebben last van angst en spanningen en hebben daarom hulpverlening nodig. Deze hulpverlening kan op dit moment zonder toestemming van de man niet worden ingezet. Ook bestaat bij de vrouw de angst dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Tunesië zouden moeten als zij onverhoopt overlijdt en de man nog met gezag is belast. Een vereiste voor gezamenlijk gezag is daarnaast dat partijen beslissingen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Partijen zijn hiertoe niet in staat nu de man voor de vrouw onbereikbaar is. Daarbij geeft de man geen invulling aan het ouderlijk gezag. De vrouw neemt feitelijk al jaren de beslissingen rondom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alleen. Ook toen de man de zorgregeling nog nakwam, was zijn betrokkenheid bij hen altijd zeer beperkt. Daarnaast heeft de man al anderhalf jaar geen structureel contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De man heeft daardoor geen zicht op hun ontwikkeling, interesses en welzijn en weet daardoor niet met welke gezagsbeslissingen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het meest gebaat zijn.
4.3
Het vorenstaande maakt dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij instandhouding van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen partijen en het niet te verwachten is dat binnen afzienbare termijn hierin voldoende verbetering komt, althans dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is. Bij toewijzing van het verzoek zal de juridische situatie overeenkomen met de feitelijke situatie en kan de vrouw daar ook naar handelen. Daarbij benadrukt de vrouw dat zij alles heeft geprobeerd om het contact tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te behouden. Indien de man terugkeert naar Nederland zal de vrouw contactherstel tussen hen niet in de weg staan.
4.4
De advocaat van de vrouw heeft tot slot aangevoerd dat de Nederlandse rechter bevoegd is om op het verzoek te beslissen omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in Nederland verblijven. Nu de Nederlandse rechter bevoegd is, kan ook Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
4.5
De Raad adviseert, samengevat, als volgt. De Raad ondersteunt het verzoek van de vrouw. Door de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de vrouw voortvarend beslissingen over hen kan nemen. Daarbij benadrukt de Raad dat de wijziging van het gezag het recht op omgang niet in de weg staat. Op het moment dat de man weer verschijnt en omgang wil met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan de omgang hervat worden als dat in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Wat de bevoegdheid van de rechtbank betreft, voert de Raad aan dat de Nederlandse rechter bevoegd is omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren zijn in Nederland en hier hun vaste verblijfplaats hebben.

5.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat de man vermoedelijk in Tunesië verblijft en naast de Nederlandse nationaliteit mogelijk ook de Tunesische nationaliteit heeft. Dit brengt met zich mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de rechter (ambtshalve) dient te beoordelen of hij in deze zaak internationaal bevoegd is. Indien dit het geval is, dient de rechter het toepasselijk recht te bepalen.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 1 van de Brussel II-ter Verordening (nr. 2019/1111) zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] destijds hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw.
5.3
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van het bepaalde in artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek toegepast worden.
Wettelijk kader
5.4
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarigen toekomt. Ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over de minderjarigen aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
Inhoudelijke beoordeling
5.5
De rechtbank dient eerst te beoordelen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het is de rechtbank gebleken dat het laatste contact tussen partijen en tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dateert van ongeveer een jaar geleden. Uit hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht begrijpt de rechtbank dat het de vrouw sindsdien niet meer is gelukt om in contact te komen met de man. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden ten opzichte van de situatie zoals die was ten tijde van het uiteengaan van partijen dermate zijn gewijzigd dat de vrouw kan worden ontvangen in haar verzoek.
5.6
De rechtbank overweegt voorts dat het uitgangspunt van de wet is dat beide ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is echter wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarigen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen. Uit de ingediende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat hiervan geen sprake is. De rechtbank volgt de vrouw in haar standpunt dat de man al geruime tijd voor haar onbereikbaar is en dat zij niet bekend is met zijn feitelijke woon- of verblijfplaats. De man staat niet ingeschreven in het Nederlandse BRP-register. Vermoedelijk verblijft hij in Tunesië op een voor de vrouw onbekend adres. Aldus staat vast dat de vrouw niet meer met de man in contact kan komen wanneer de situatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hierom vraagt. De komende tijd zullen er beslissingen genomen moeten worden waarvoor in verband met het gezamenlijk gezag toestemming van de man is vereist. De rechtbank denkt hierbij onder meer aan medische beslissingen, inschrijvingen bij een school of vakanties/uitstapjes naar het buitenland. Door het ontbreken van contact met de man kunnen deze beslissingen niet (voortvarend) worden genomen. Daarbij komt dat de vrouw momenteel al tegen praktische belemmeringen in de uitoefening van haar gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanloopt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren namelijk de nodige gevolgen van het handelen van de man en hebben hulpverlening nodig om deze gebeurtenissen te verwerken. Deze noodzakelijke hulpverlening kan echter niet worden ingezet zonder toestemming van de man.
5.7
Daarbij heeft de man in het afgelopen jaar laten zien dat hij geen invulling wil of kan geven aan het ouderlijk gezag. Het is niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de man onverhoeds is vertrokken zonder de vrouw en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarover te informeren. Ook heeft de man vervolgens op geen enkele manier meer contact opgenomen of zijn verblijfplaats met hen gedeeld. Op dit moment weet de man dan ook niet wat zich in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] afspeelt en met welke gezagsbeslissingen zij het meest gebaat zijn. Deze situatie is al een geruime tijd aan de orde en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. In dit kader wordt de vrouw ook gevolgd in haar standpunt dat de man ook in de periode na het uiteengaan van partijen maar beperkt betrokken was bij de opvoeding en verzorging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, met de Raad, van oordeel dat het anderszins in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de vrouw voortaan alleen met het gezag over hen wordt belast. Het verzoek van de vrouw zal dan ook worden toegewezen zodat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie en de vrouw en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de rust en duidelijkheid krijgen die zij nodig hebben. De rechtbank betrekt daarbij ook de angst van de vrouw dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Tunesië moeten als zij onverhoopt overlijdt en de man nog met het gezag is belast. Tot slot spreekt de rechtbank het vertrouwen uit richting de vrouw dat zij het contact tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal blijven ondersteunen en faciliteren indien de man terugkeert naar Nederland en omgang met hen wenst.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.9
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Proceskosten
5.1
Omdat partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij haar eigen kosten moet dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2015;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier, en op schrift gesteld op 24 juni 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.