ECLI:NL:RBZWB:2025:4059

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
AWB 25_2785
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting van een pand door de burgemeester van Roosendaal

Op 13 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, een B.V. uit [plaats], tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Roosendaal. De burgemeester had besloten om het pand van verzoekster voor de duur van vier weken te sluiten, naar aanleiding van incidenten die zich hadden voorgedaan in de nacht van 31 mei op 1 juni 2025. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 zijn zowel de gemachtigde van verzoekster als vertegenwoordigers van de burgemeester aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, omdat hij twijfels had over de ernst van de verstoring van de openbare orde en de noodzakelijkheid van de sluiting. Hij schorste het sluitingsbevel met ingang van 14 juni 2025 en bepaalde dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster moest vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2785
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 juni 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] B.V., uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. T. Roggenkamp),
en

de burgemeester van de gemeente Roosendaal, de burgemeester.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester tot sluiting van het pand van eiseres voor de duur van vier weken.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster: [persoon 1] en [persoon 2], de gemachtigde van verzoekster met mr. M. Broere en namens de burgemeester [persoon 3] en mr. E. Spierings.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Om dit te beoordelen beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekster, of de burgemeester in redelijkheid het pand heeft kunnen sluiten.
Feiten en omstandigheden
3. Verzoekster is uitbater van de inrichting aan de [adres] te [plaats].
3.1.
Het Politie Basisteam Roosendaal heeft op 3 juni 2025 een bestuurlijke rapportage opgemaakt naar aanleiding van een incident in de nacht van 31 mei op 1 juni 2025 bij de inrichting van verzoekster. Er is bij de politie een melding binnengekomen dat er een ruit is ingegooid bij de inrichting. Na het ingooien van de ruit is er nogmaals een knal gehoord. De explosief bestond waarschijnlijk uit een airsoftgranaat.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat bij de inrichting in de nacht van 1 op 2 juni 2025 vervolgens meerdere incidenten hebben plaatsgevonden in relatie tot de inrichting. Op camerabeelden is te zien dat om 03:25 uur een persoon naar de ingang van de inrichting loopt. De persoon strekt zijn rechterarm uit en in zijn hand heeft hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Vervolgens werden diverse handelingen aan het voorwerp verricht. Hierna verdwijnt de persoon. Op 04:11 uur lopen twee personen naar de ingang van de inrichting. De deur van de inrichting wordt ingetrapt, waarna iets naar binnen wordt gegooid. Op de beelden is een flits te zien.
3.2.
De incidenten zijn aanleiding geweest voor de burgemeester om de inrichting met ingang van 2 juni om 17:15 uur te sluiten voor de duur van vier weken op grond van artikel 2:30, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Roosendaal (APV). De burgemeester heeft dit mondeling medegedeeld aan verzoekster. Hierna heeft hij het vastgelegd in het besluit van 3 juni 2025. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
Sluiting
4. De voorzieningenrechter overweegt dat aan de burgemeester in artikel 2:30, eerste lid, van de APV de bevoegdheid is gegeven om de inrichting te sluiten. Deze bepaling lijkt, mede gelet op de plaatsing daarvan in de APV, voornamelijk te zijn gericht op (het aanpassen van) sluitingstijden. De burgemeester legt deze bevoegdheid echter ruim uit, zodat ook langdurige sluitingen onder die bevoegdheid vallen. Deze ruimere uitleg sluit aan bij artikel 2:30, tweede lid, dat bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet. Gelet daarop is de burgemeester bevoegd om in het belang van de openbare orde en veiligheid tijdelijk sluiting te bevelen.
4.1.
Sluiting van een inrichting is een zwaar middel dat alleen kan worden ingezet als andere middelen niet toereikend zijn, mede gelet op het feit dat een sluiting grote gevolgen kan hebben voor de eigenaar of uitbaters van een inrichting. Gelet op de jurisprudentie en de ingrijpendheid van de sluiting moet het daarom gaan om een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid of een reële vrees voor een ernstige verstoring.
4.2.
De voorzieningenrechter twijfelt ten eerste aan de ernst van de verstoring. In tegenstelling tot verzoekster gaat hij niet zover om de incidenten als kattenkwaad of gebruik van speelgoed te betitelen, maar het ingooien van een ruit of het naar binnen gooien van een airsoftgranaat ziet de voorzieningenrechter niet als ernstige inbreuken. Naar de airsoftgranaat is geen nader onderzoek verricht en gelet op algemeen beschikbare informatie lijkt het geen zwaar middel.
4.3.
Voorts twijfelt de voorzieningenrechter aan de noodzakelijkheid van de sluiting. De incidenten deden zich voor in het midden van de nacht, toen de inrichting gesloten was. Uit niets blijkt van enige samenhang of relatie tussen de incidenten en de eigenaar of uitbater van de inrichting. Het pand zou ook een willekeurig gekozen slachtoffer van overlast kunnen zijn geweest.
4.4.
Ten slotte vraagt de voorzieningenrechter zich af of grotere inzet van de politie of extra toezicht geen effectievere middelen zijn om verstoring van de openbare orde te voorkomen. Het argument van de burgemeester dat de politie niet nog meer kan worden belast, mag er niet toe leiden dat de grillroom als gevolg daarvan groot financieel nadeel moet leiden.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter heeft, gelet op voorgaande, twijfels bij de houdbaarheid van het bestreden besluit. Om die reden schorst hij het sluitingsbevel met ingang van zaterdag 14 juni 2025 om 12:00 uur, tot twee weken na de beslissing op bezwaar.
6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekster ook een vergoeding krijgt van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
7. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit met ingang van zaterdag 14 juni 2025 om 12:00 uur tot twee weken na de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 385,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2025 door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.