ECLI:NL:RBZWB:2025:4077

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
02-205380-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het bezit van hennep en hasj wegens ontbreken van opzet

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het bezit van 5.584 gram hennep en 1.498 gram hasj. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 heeft de officier van justitie, mr. M. Poirters, betoogd dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning en auto. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. R. van ‘t Land, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had en zich van de drugs had willen distantiëren door deze uit het raam te gooien en door het toilet te spoelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 augustus 2023 in de woning aanwezig was waar de drugs zijn aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij de woning slechts af en toe bezocht en dat hij niet op de hoogte was van de drugs. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet, aangezien de verdachte onmiddellijk na het aantreffen van de drugs handelde om deze te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzet had op het aanwezig hebben van de drugs.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en verklaarde de in beslag genomen hennep en hasj onttrokken aan het verkeer, op basis van artikel 13a van de Opiumwet. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-205380-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. R. van ‘t Land, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Poirters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 5.584 gram hennep en 1.498 gram hasj in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Naar de mening van de officier van justitie had verdachte wetenschap van de aanwezigheid van de hennep en hasj in de woning en de auto en had hij daar ook de beschikkingsmacht over.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken. De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen nu verdachte zich juist van het strafbare feit heeft willen distantiëren door de verdovende middelen meteen na het aantreffen daarvan uit het raam te gooien en het door het toilet trachtte te spoelen. Verdachte heeft nooit opzet gehad op de aanwezigheid van de drugs. Daarnaast kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de auto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 15 augustus 2023 aanwezig was in de woning aan [adres] te [plaats] waar 3.140 gram hennep en 1.100 gram hasj is aangetroffen. Op de salontafel lag een sleutel van een Opel Corsa waarin 2.444 gram hennep en 398 gram hasj is aangetroffen.
Op het moment dat de politie bij de woning aankwam, gooide verdachte zakken met henneptoppen uit het raam. De toiletpot in de woning zat ook vol met henneptoppen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn zus en moeder in de woning wonen maar dat zij toen voor lange tijd op vakantie waren. Hij had een bekende, genaamd [persoon] , toestemming gegeven om tijdelijk in de woning te verblijven. Verdachte beschikte over de sleutel van de woning en kwam af en toe langs om de post van zijn zus op te halen.
Op 15 augustus 2023 was hij ook om die reden bij de woning. [persoon] was volgens verdachte ook in de woning aanwezig. Korte tijd nadat verdachte in de woning was, werd er aangebeld. Toen hij de deur opendeed, werd hij direct aangevallen door een groep mannen en mee naar buiten gesleurd.
Door de geweldplegingen is verdachte ernstig gewond geraakt. Hij heeft daarbij zelf geroepen of iemand de politie kon bellen. Omdat hij bang was dat [persoon] ook iets was overkomen, is hij vervolgens ondanks zijn verwondingen terug naar de woning gegaan. Gelet op hetgeen er was gebeurd, heeft hij een buurtbewoner gevraagd om mee te lopen, zoals ook door [getuige] bij de rechter-commissaris is verklaard. Eenmaal in de woning, zag hij [persoon] nergens meer. Wel zag hij hennep en hasj in de woning liggen. In paniek heeft hij de drugs uit het raam gegooid en geprobeerd deze door de toilet te spoelen. Hij deed dit omdat hij niks met de drugs te maken wilde hebben.
[persoon] is door de rechter-commissaris gehoord en heeft zich daarbij op zijn verschoningsrecht beroepen.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting slechts kan vaststellen dat verdachte de verdovende middelen die in de woning lagen aanwezig heeft gehad maar niet dat dit opzettelijk is geweest. Verdachte verbleef zelf niet in de woning en er zijn aanwijzingen dat er wel iemand anders in de woning verbleef. De hennep en hasj lagen boven terwijl verdachte naar eigen zeggen voorafgaand aan de geweldplegingen alleen beneden in de woning is geweest. Op het moment dat verdachte de verdovende middelen ontdekte, heeft hij zich daar meteen van willen ontdoen. Met name het feit dat verdachte zelf om politie heeft geroepen en een voor hem onbekende buurtbewoner heeft gevraagd om mee terug naar de woning te lopen, maakt dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat verdachte van tevoren niet wist dat er hennep en hasj in de woning lag. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van de hennep en hasj in de woning.
Ten aanzien van de verdovende middelen die in de Opel Corsa zijn aangetroffen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte daar wetenschap van had. Het dossier bevat geen informatie op basis waarvan verdachte aan de verdovende middelen in de Opel Corsa kan worden gelinkt.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde.
Nu uit de wijze van ten laste leggen niet volgt dat de officier van justitie verdachte heeft willen vervolgen voor het niet opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 van de Opiumwet, zoals bedoeld in artikel 11 lid 1 van de Opiumwet, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling daarvan.

5.De overwegingen omtrent het beslag

Gelet op hetgeen is vermeld in artikel 13a van de Opiumwet, zullen de in beslag genomen hennep en hasj worden onttrokken aan het verkeer.

6.De toepasselijke wetsartikelen

De opgelegde maatregel berust op artikel 13a van de Opiumwet.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten: hennep en hasj;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk heeft verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten
- ongeveer 5.584 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, en/of
- ongeveer 1.498 gram gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd
in elk geval een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep en/of hasjiesj,
zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.