ECLI:NL:RBZWB:2025:4115

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
11129675 - MB VERZ 24-402
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet-verzekeren van bromfiets na aangifte van diefstal

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets. Deze gedraging was geconstateerd door de RDW op 27 januari 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 22 mei 2025 is de zaak behandeld. Betrokkene was niet verschenen, maar had in zijn beroepschrift aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden. Hij had aangifte gedaan van diefstal van de bromfiets en stelde dat de politie dit niet had doorgegeven aan de RDW. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht de kantonrechter om betrokkene het voordeel van de twijfel te geven, gezien de aangifte van diefstal.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. Aangezien betrokkene kon beroepen op artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) door de aangifte van diefstal, kon hem niet verweten worden dat de diefstal niet bekend was bij de RDW. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het betaalde bedrag van € 234,- aan betrokkene terug te betalen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 11129675 \ MB VERZ 24-402
CJIB-nummer : 2062 5422 5635 1618
uitspraakdatum : 22 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is /niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden geconstateerd door de RDW op
27 januari 2023 om 17.08 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft juist gehandeld door aangifte te doen van diefstal van het voertuig en de scooter ook aan te melden bij de AGV. De politie heeft ten onrechte niet aan de RDW doorgegeven dat de scooter als gestolen was opgegeven.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht betrokkene het voordeel van de twijfel te geven en het beroep gegrond te verklaren nu betrokkene aangifte heeft gedaan van diefstal van het voertuig en de politie dit had moeten doorgeven aan de RDW.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat betrokkene beroep kan doen op artikel 8 Wahv nu er aangifte is gedaan bij de politie van diefstal van de bromfiets en niet aan betrokkene verweten kan worden dat deze diefstal niet bekend was bij de RDW.
Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 234,-, dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: