ECLI:NL:RBZWB:2025:4182

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436365 / JE RK 25-1050
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp in het kader van een ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld en eerder al verschillende machtigingen verleend voor uithuisplaatsing. De GI verzoekt nu om een nieuwe machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden, omdat de minderjarige zich regelmatig onttrekt aan de hulpverlening en er zorgen zijn over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en gedragsproblematiek. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2025 zijn de minderjarige en zijn advocaat aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De vader van de minderjarige was afwezig, maar heeft zijn steun voor het verzoek van de GI uitgesproken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige nog steeds aanwezig zijn en dat een voortzetting van de gesloten plaatsing noodzakelijk is om te voorkomen dat hij zich aan de hulp onttrekt. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om het resterende deel van het verzoek aan te houden voor verdere beoordeling. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat het belangrijk is om samen met de minderjarige te werken aan zijn toekomstperspectief en dat de GI de wens van de minderjarige om op vakantie naar zijn moeder in Ethiopië te gaan serieus moet onderzoeken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/436365 / JE RK 25-1050
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp in het kader van een ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ( [land] ),
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 9 april 2025;
  • de brief van de vader, ontvangen op 10 juni 2025;
  • het bericht met bijlagen van de GI, ontvangen op 17 juni 2025;
  • de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, drs. [naam] van 17 juni 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 18 juni 2025.
1.2.
Aan [de minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. E.A.G. van Acker, advocaat te Sint Jansteen.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025. De kinderrechter heeft de zaken vanwege de inhoudelijke samenhang gelijktijdig met zaaknummer C/02/434166 / JE RK 25-667 behandeld. Op zaaknummer C/02/434166 / JE RK 25-667 wordt bij separate beschikking beslist.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2025 zijn verschenen:
  • [de minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de GI.
1.5.
Ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, is de vader (met afmelding) niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.
1.6.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter in het bijzijn van zijn advocaat met [de minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De belanghebbenden hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader is (vermoedelijk samen met de moeder) belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 juni 2024 [de minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld tot 25 juni 2025.
2.3.
Bij beschikking van 7 oktober 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 juni 2025.
2.4.
Bij beschikking van 15 januari 2025 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, te weten van 15 januari 2025 en tot 15 april 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van 1 april 2025 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten van 15 april 2025 en tot 25 juni 2025.
2.6.
Op grond van die machtiging verblijft [de minderjarige] bij [de accommodatie] in [plaats 1] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van de zes maanden.
3.2.
De gedragswetenschapper dhr. [naam] heeft ingestemd met het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Dit blijkt uit de verklaring van 17 juni 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Gelet op de verklaring van de gedragswetenschapper verzoekt de GI de machtiging voor drie maanden te verlenen en het restant aan te houden, nu de GI niet kan toezeggen dat een voorwaardelijke machtiging binnen een termijn van drie maanden kan worden gerealiseerd. In geval van een voorwaardelijke machtiging dient [de minderjarige] namelijk naar een andere groep door te stromen. De GI licht toe dat de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk blijft, nu [de minderjarige] is gebaat bij de structuur, grenzen en nabijheid van de gesloten setting. Desondanks blijven de risico’s op recidive, ongeoorloofde afwezigheid, middelengebruik en een negatieve houding fors aanwezig. Uit de risicotaxatie van [de accommodatie] volgt dat er een verhoogd risico op crimineel gedrag, verwaarlozing en verslaving is, met name als [de minderjarige] geen externe sturing heeft of op de momenten dat hij zich aan de hulpverlening onttrekt. [de minderjarige] loopt regelmatig weg bij [de accommodatie] , waarbij hij soms ook in aanraking met politie komt. Daarnaast staat hij vooralsnog onvoldoende open voor therapie. De GI is verder van mening dat een te snelle overgang naar een open setting het risico met zich meebrengt dat patronen zich direct zullen herhalen. De GI is ervan op de hoogte dat [de minderjarige] begeleid wil wonen, maar daarvoor moet [de minderjarige] eerst goed gedrag laten zien; hij moet aanwezig zijn op de groep, zich niet onttrekken aan de hulpverlening, stuurbaar zijn, verantwoordelijkheid nemen en laten zien dat hij dingen zelfstandig kan. Zolang [de minderjarige] in aanraking blijft komen met politie en/of justitie is een hybride of open groep geen mogelijk. Als [de minderjarige] de komende periode stappen laat zien, kan hij aansluitend op zijn verblijf bij [de accommodatie] mogelijk naar de hybride groep in [plaats 2] . Anders is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp wellicht een optie. Tot slot neemt de GI de wens van [de minderjarige] om op vakantie naar de moeder in Ethiopië te gaan serieus. De GI zal hierover op korte termijn met [de minderjarige] en de vader in gesprek gaan.
4.2.
[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij niets aan zijn verblijf bij [de accommodatie] heeft en dat hij hoofdpijn krijgt van de groep en de regels die bij [de accommodatie] gelden. Mede daarom was hij de afgelopen dagen niet aanwezig bij [de accommodatie] . [de minderjarige] wil weg bij [de accommodatie] . Zes maanden vindt hij te lang. Met drie maanden kan [de minderjarige] leven, maar hij wil liever begeleid gaan wonen. [de minderjarige] begrijpt dat hij dan eerst goed gedrag moet laten zien. Verder legt [de minderjarige] uit dat hij nooit heeft gezegd dat hij niet wil meewerken aan therapie; wel heeft hij gezegd dat hij niet kan verzekeren dat hij zich binnen een paar dagen kan openstellen. [de minderjarige] heeft af en toe telefonisch contact met zijn vader. Hij wil graag op vakantie naar de moeder in Ethiopië. De vader is bereid om dit te betalen.
4.3.
De advocaat van [de minderjarige] heeft aangegeven dat het verzoek voor de duur van drie maanden kan worden toegewezen, waarbij zij vraagt het restant af te wijzen. De advocaat vindt het belangrijk dat het (toekomst)perspectief van [de minderjarige] duidelijk wordt. Zij vindt het daarom een goed idee om de komende drie maanden te werken aan een overstap naar de hybride groep in [plaats 2] . [de minderjarige] beseft dat hij goed gedrag moet laten zien om die overstap te kunnen maken en hij is bereid om dat te gaan doen. De regels bij [de accommodatie] vindt [de minderjarige] verstikkend en het geeft hem het gevoel dat hij opgesloten zit, terwijl vrijheid en autonomie voor [de minderjarige] heel belangrijk is. Hij staat bij [de accommodatie] continu aan en onder druk; als gevolg daarvan loopt [de minderjarige] weg. Verder vertrouwt [de minderjarige] geen volwassenen, hetgeen het aangaan van therapie bemoeilijkt. Wellicht kan een buddy/JIM helpend zijn voor [de minderjarige] . Voor wat betreft het contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader kan [de minderjarige] het niet alleen; de vader moet er ook voor openstaan en actief meewerken. De advocaat vindt het verder belangrijk dat er wordt gekeken naar het contactherstel tussen [de minderjarige] en de moeder. Het is een grote wens van [de minderjarige] om naar zijn moeder in Ethiopië te gaan.
4.4.
Uit de brief van de vader volgt dat hij achter het verzoek van de GI staat, waarbij de vader het liefst een strengere aanpak ziet. Hij mist de urgentie en maakt zich zorgen om [de minderjarige] , nu de situatie door de gesloten plaatsing bij [de accommodatie] is verslechterd. Dit mede omdat drugs binnen het bereik van [de minderjarige] zijn, hij contact met de buitenwereld kan hebben en hij met enige regelmaat de gesloten instelling ontvlucht. Op die momenten pleegt [de minderjarige] overtredingen en delicten, waarbij de vader voor de boetes moet opdraaien. Ook heeft het psychologisch onderzoek nog niet plaatsgevonden. De vader wil dat de drugsverslaving van [de minderjarige] voortvarend wordt aangepakt. Tot slot kan de vader zich er niet in vinden dat de GI stelt dat de vader een laissez faire houding heeft. Mogelijk komt dat doordat de vader moedeloos van de situatie wordt, nu er geen vooruitgang is.
4.5.
Uit de verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper van 17 juni 2025 volgt dat hij instemt met een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden. Volgens de gedragswetenschapper is [de minderjarige] gebaat bij de gesloten setting, maar blijven bepaalde risico’s aanwezig. [de minderjarige] is ontevreden over zijn huidige groep; hij voelt zich kort gehouden en vindt dat hij niets leert bij [de accommodatie] . [de minderjarige] wil intern naar een andere groep of uitstromen naar een hybride of open groep met als uiteindelijk doel zelfstandig te kunnen wonen. Het is de inschatting van de gedragswetenschapper dat een machtiging voor zes maanden in de huidige gesloten groep een averechtse werking op [de minderjarige] zal hebben en zal leiden tot een toename van het wegloopgedrag. Om [de minderjarige] te horen in zowel zijn frustratie als wensen, stemt de gedragswetenschapper in met drie maanden, waarbij hij adviseert om samen met [de minderjarige] serieus naar zijn vervolgtraject te kijken.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat, naast de formele vereisten in de Jeugdwet, is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet en zal het verzoek van de GI toewijzen voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Dit betekent dat de kinderrechter een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 18 juni 2025 en tot 18 september 2025. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
Hij overweegt hiertoe dat de zorgen over [de minderjarige] nog niet zijn weggenomen. Zo maakt de kinderrechter zich zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] en zijn gedragsproblematiek. [de minderjarige] laat zelfbepalend gedrag zien en onttrekt zich aan het ouderlijk gezag en de hulpverlening. Hij loopt met enige regelmaat weg bij [de accommodatie] en is soms dagenlang onvindbaar. Zo is hij kort voor de mondelinge behandeling twaalf dagen weggeweest. Ook zijn er zorgen over de vriendengroep waar [de minderjarige] mee omgaat, het crimineel gedrag en zijn drugs- en alcoholgebruik. Dit maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat er nog steeds ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Die problemen maken dat een voortzetting van het verblijf van [de minderjarige] in de gesloten setting van [de accommodatie] noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de hulp die hij nodig heeft. [de minderjarige] is immers gebaat bij de structuur, grenzen en nabijheid van de gesloten setting, maar desondanks blijven de risico’s op recidive, middelengebruik, ongeoorloofde afwezigheid en een negatieve houding fors aanwezig. Zo is het de afgelopen periode ook nog onvoldoende gelukt om te werken aan de gedragsproblematiek van [de minderjarige] . De kinderrechter overweegt verder dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen van [de minderjarige] te behandelen, nu een te snelle overgang naar een hybride of open setting het risico met zich meebrengt dat patronen zich direct herhalen.
5.4.
Uit het gesprek met [de minderjarige] heeft de kinderrechter begrepen dat [de minderjarige] behoefte heeft aan duidelijkheid en perspectief. Hij vindt het daarom belangrijk dat er in de komende periode duidelijkheid komt over het (toekomst)perspectief van [de minderjarige] en zijn vervolgtraject, zodat [de minderjarige] weet waar hij de komende periode zal verblijven en wat er van hem wordt verwacht. De kinderrechter vindt het een goed idee om de komende periode te werken aan de overgang naar een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp, omdat er dan een time-out mogelijk is. Mocht een overgang naar bijvoorbeeld de hybride groepen in [plaats 2] of een andere open setting meer passend worden geacht, dan dient daarop te worden ingezet. Met [de minderjarige] heeft de kinderrechter besproken dat hij aanwezig moet zijn op de groep en zich stuurbaar en verantwoordelijk moet opstellen, voordat er vervolgstappen kunnen worden genomen. [de minderjarige] heeft aangegeven dat hij dit begrijpt en ook toegezegd dat hij zijn best zal gaan doen. De kinderrechter merkt in dat kader op dat [de minderjarige] zelf zijn belangrijkste hulpverlener is en vindt het belangrijk dat [de minderjarige] de komende periode aan zichzelf gaat werken vanuit de stabiele en veilige omgeving van [de accommodatie] . Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij samen met [de minderjarige] en de vader de mogelijkheden gaan onderzoeken om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] in contact met de moeder komt. Daarbij hoort ook dat de GI – zoals toegezegd tijdens de mondelinge behandeling – de wens van [de minderjarige] om op vakantie naar zijn moeder in Ethiopië te gaan, serieus gaat onderzoeken. Tot slot merkt de kinderrechter op dat [de minderjarige] veel waarde hecht aan zijn vrijheid en autonomie en dat de GI en de hulpverlening daar oog voor moeten hebben. Hij vindt het van belang dat [de minderjarige] zoveel mogelijk wordt betrokken bij de beslissingen die zijn toekomst aangaan. Tijdens de zitting heeft [de minderjarige] ook goed meegedacht over zijn toekomst en daarvoor geeft de kinderrechter hem een compliment.
5.5.
Nu de kinderrechter het verzoek van de GI voor drie maanden zal toewijzen en het resterende deel zal aanhouden, verzoekt de kinderrechter de GI om voor de nader te noemen pro forma datum schriftelijk te rapporteren over het verloop van de gesloten plaatsing en de ontwikkelingen met betrekking tot het vervolgtraject en te berichten of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Indien de GI het restantverzoek handhaaft, dient zij ook tijdig een recente verklaring van een gedragswetenschapper te overleggen die [de minderjarige] in persoon heeft onderzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 18 juni 2025 en tot 18 september 2025;
6.2.
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp aan tot
19 augustus 2025 PRO FORMAen verzoekt de GI om voor deze datum te rapporteren over het verloop van de gesloten plaatsing, en de ontwikkelingen met betrekking tot het vervolgtraject en te berichten of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 2 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.