Op 18 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, M. Duinhof, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak werd behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (GI) het verzoek indiende om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de minderjarige en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De vader van de minderjarige was niet verschenen, maar had wel een brief gestuurd waarin hij zijn zorgen over de situatie van de minderjarige uitte.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over zijn psychosociaal functioneren, hechtingsrelaties en gedragsproblemen. De minderjarige verblijft momenteel in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, maar vertoont zelfbepalend gedrag en onttrekt zich aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling onderbouwd door te wijzen op de onduidelijkheid van het toekomstperspectief van de minderjarige en de onvoldoende voortgang in de hulpverlening.
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen met ingang van 25 juni 2025 tot 25 juni 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI samen met de minderjarige en de vader werkt aan contactherstel en de verstoorde relatie tussen de vader en de minderjarige, en dat er duidelijkheid moet komen over het toekomstperspectief van de minderjarige.