ECLI:NL:RBZWB:2025:4183

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/02/434166 / JE RK 25-667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 18 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, M. Duinhof, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak werd behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (GI) het verzoek indiende om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de minderjarige en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren. De vader van de minderjarige was niet verschenen, maar had wel een brief gestuurd waarin hij zijn zorgen over de situatie van de minderjarige uitte.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over zijn psychosociaal functioneren, hechtingsrelaties en gedragsproblemen. De minderjarige verblijft momenteel in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, maar vertoont zelfbepalend gedrag en onttrekt zich aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling onderbouwd door te wijzen op de onduidelijkheid van het toekomstperspectief van de minderjarige en de onvoldoende voortgang in de hulpverlening.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen met ingang van 25 juni 2025 tot 25 juni 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI samen met de minderjarige en de vader werkt aan contactherstel en de verstoorde relatie tussen de vader en de minderjarige, en dat er duidelijkheid moet komen over het toekomstperspectief van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/434166 / JE RK 25-667
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ( [land] ),
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 9 april 2025;
  • de brief van de vader, ontvangen op 10 juni 2025;
  • het bericht met bijlagen van de GI, ontvangen op 17 juni 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025. De kinderrechter heeft de zaken vanwege de samenhang gelijktijdig met zaaknummer C/02/436365 / JE RK 25-1050 behandeld. Op zaaknummer C/02/436365 / JE RK 25-1050 wordt per separate beschikking beslist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2025 zijn verschenen:
  • [de minderjarige] , bijgestaan door mr. Van Acker (in het kader van de gesloten plaatsing);
  • een vertegenwoordigster van de GI.
1.4.
Ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, is de vader (met afmelding) niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
De vader is (vermoedelijk samen met de moeder) belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 juni 2024 [de minderjarige] onder toezicht van de GI gesteld tot 25 juni 2025.
2.3.
Bij beschikking van 7 oktober 2024 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 juni 2025.
2.4.
Bij beschikking van 15 januari 2025 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, te weten van 15 januari 2025 en tot 15 april 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van 1 april 2025 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten van 15 april 2025 en tot 25 juni 2025.
2.6.
Op grond van die machtiging verblijft [de minderjarige] bij [de accommodatie] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI maakt zich zorgen om het psychosociaal functioneren van [de minderjarige] , zijn gebrekkige hechtingsrelaties en de afwezigheid van een systeem dat hem structureel kan opvangen. Zo heeft [de minderjarige] een verstoorde relatie met de vader en door het wegvallen van zijn moeder – die in Ethiopië woont – heeft hij een ingrijpende verlieservaring meegemaakt, hetgeen hij nog onvoldoende heeft verwerkt. Ook heeft [de minderjarige] op veel verschillende woonplekken verbleven. Daarnaast vertoont [de minderjarige] gedrags- en sociaal-emotionele problemen; hij laat wegloop- en zelfbepalend gedrag zien en er zijn zorgen over drugs- en alcoholgebruik, crimineel gedrag en het feit dat hij zich onttrekt zich aan het ouderlijk gezag en de hulpverlening. Daarnaast stelt de GI dat de doelen binnen de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald. Zo is het toekomstperspectief van [de minderjarige] nog onduidelijk en moet er nog worden gewerkt aan de relatie tussen de vader en [de minderjarige] . Daarnaast is het, mede door het gebrek aan motivatie van [de minderjarige] en de laissez faire houding van de vader, nog niet gelukt om te werken aan het gedrag van [de minderjarige] . Verder neemt de GI de wens van [de minderjarige] om op vakantie naar de moeder in Ethiopië te gaan serieus. De GI wil hier op korte termijn met [de minderjarige] en de vader over in gesprek. Ook begrijpt de GI dat [de minderjarige] begeleid wil gaan wonen, maar daarvoor is het nodig dat hij stuurbaar is en bepaalde dingen zelfstandig kan. Mogelijk dat [de minderjarige] aansluitend op zijn verblijf bij [de accommodatie] (over drie maanden) naar de hybride groep kan, anders is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp wellicht een optie.
4.2.
Uit de brief van de vader volgt dat hij achter het verzoek van de GI staat, waarbij de vader het liefst een strengere aanpak ziet. Hij mist de urgentie en maakt zich zorgen om [de minderjarige] , nu de situatie door de gesloten plaatsing bij [de accommodatie] is verslechterd. Dit mede omdat drugs binnen het bereik van [de minderjarige] is, hij contact met de buitenwereld kan hebben en hij met enige regelmaat de gesloten instelling ontvlucht. Op die momenten pleegt [de minderjarige] overtredingen en delicten, waarvoor de vader moet opdraaien. Ook heeft het psychologisch onderzoek nog niet plaatsgevonden. De vader wil dat de drugsverslaving van [de minderjarige] voortvarend wordt aangepakt. Tot slot kan de vader zich er niet in vinden dat de GI stelt dat de vader een laissez faire houding heeft. Mogelijk komt dat doordat de vader moedeloos van de situatie wordt, nu er geen vooruitgang is.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 van het BW kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter zal het verzoek toewijzen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar, te weten met ingang van 25 juni 2025 en tot 25 juni 2026. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
Hij overweegt hiertoe dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] nog onverminderd aanwezig is en dat [de minderjarige] nog steeds op verschillende levensgebieden vastloopt. De kinderrechter maakt zich zorgen om de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] en zijn gedragsproblematiek. [de minderjarige] verblijft middels een machtiging gesloten jeugdhulp bij [de accommodatie] en loopt daar regelmatig weg, waarbij hij soms dagenlang onvindbaar is. Hij laat zelfbepalend gedrag zien en onttrekt zich zowel aan het ouderlijk gezag als aan de hulpverlening. Daarnaast maakt de kinderrechter zich zorgen over de vriendengroep waar [de minderjarige] mee omgaat, het crimineel gedrag en zijn drugs- en alcoholgebruik. Verder is het in het afgelopen jaar onvoldoende gelukt om te werken aan de verstoorde relatie tussen [de minderjarige] en de vader en de hechtingsrelaties van [de minderjarige] in het algemeen. Ook is het toekomstperspectief van [de minderjarige] niet duidelijk geworden en is de hulpverlening voor (de gedragsproblematiek van) [de minderjarige] niet van de grond gekomen door zijn gebrek aan motivatie en de laissez faire houding van de vader. De kinderrechter stelt gelet op het eerdergenoemde vast dat de situatie nog onvoldoende is verbeterd en dat de vader niet in staat is om zelfstandig de ernstige ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige] weg te nemen. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat het noodzakelijk is dat de regievoerder in het gedwongen kader betrokken blijft om [de minderjarige] en de vader te blijven ondersteunen. Hierbij heeft de kinderrechter ook meegewogen dat de verlenging van de maatregel nodig is om het verblijf van [de minderjarige] middels een machtiging gesloten jeugdhulp bij [de accommodatie] te waarborgen.
5.5.
Gelet op de stappen die nog moeten worden genomen, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar verlengen. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de ernstige ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige] worden weggenomen. Hiervoor is het nodig dat de GI aandacht heeft voor de verstoorde relatie tussen de vader en [de minderjarige] en dat er wordt gewerkt aan contactherstel. In dat kader merkt de kinderrechter ook op dat hij vindt dat de vader te makkelijk zegt dat hij alles goed doet. Van de vader verwacht de kinderrechter dat hij in het belang van [de minderjarige] denkt en handelt en zich actief opstelt richting [de minderjarige] , de GI en de hulpverlening. Daarnaast verwacht de kinderrechter van de GI dat zij samen met [de minderjarige] en de vader de mogelijkheden gaan onderzoeken om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] in contact met de moeder komt. Daarbij hoort ook dat de GI – zoals toegezegd tijdens de mondelinge behandeling – serieus de wens van [de minderjarige] om op vakantie naar zijn moeder in Ethiopië te gaan, gaat onderzoeken. Tot slot dient er duidelijkheid te komen over het toekomstperspectief van [de minderjarige] , zodat hij weet waar hij blijvend mag opgroeien en wat er van hem wordt verwacht.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 25 juni 2025 en tot 25 juni 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 2 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.