Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
€ 102,00
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de vordering van VGZ Zorgverzekeraar N.V. centraal. VGZ vordert betaling van niet-betaalde zorgkosten door de gedaagde, die een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ heeft afgesloten. De totale vordering bedraagt € 7.700,96, maar VGZ beperkt haar vordering tot € 2.500,00, waarbij zij het recht voorbehoudt om het resterende bedrag van € 5.200,96 later te vorderen. De gedaagde beroept zich op verjaring van een deel van de vordering, wat de kantonrechter in overweging neemt.
De procedure omvat verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter onderzoekt of de vordering van VGZ verjaard is. De verjaringstermijn voor de zorgkosten bedraagt vijf jaar, zoals vastgelegd in artikel 307 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van vóór 24 september 2018 zijn verjaard, omdat VGZ niet heeft aangetoond dat zij de gedaagde eerder heeft aangemaand. Dit leidt tot de conclusie dat een deel van de vordering niet toewijsbaar is.
Uiteindelijk oordeelt de kantonrechter dat de gedaagde € 2.500,00 aan VGZ moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Daarnaast wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 815,39. Het vonnis is uitgesproken op 22 januari 2025 door mr. Rouwen en is uitvoerbaar bij voorraad.