ECLI:NL:RBZWB:2025:4219

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/02/413145 / FA RK 23-3966
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en voorlopige omgangsregeling met verzoek om advies van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2025 een tussenbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in 2013 met elkaar zijn getrouwd. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en een voorlopige omgangsregeling vastgesteld voor de minderjarige kinderen van partijen. De man en de vrouw hebben beiden een advocaat en zijn betrokken bij een complexe procedure die ook de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap betreft. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2025 zijn de standpunten van beide partijen besproken, waarbij de man zijn zorgen over de huidige zorgregeling heeft geuit en de vrouw een uitbreiding van de zorgregeling heeft verzocht. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de kinderen en heeft aangeboden om onderzoek te verrichten naar de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De rechtbank heeft besloten om de Raad te verzoeken om dit onderzoek uit te voeren en heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot 17 februari 2026, in afwachting van het rapport van de Raad. In de tussentijd is een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de twee weken bij de vrouw verblijven, en is afgesproken dat de kinderbijslag voorlopig bij helfte zal worden gedeeld. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap afgesplitst voor verdere behandeling in een aparte procedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/413145 / FA RK 23-3966
(echtscheiding)
en C/02/433790/FA RK 25-1707
(verdeling huwelijksgoederengemeenschap)
tussenbeschikking van 27 mei 2025
in de zaak van
[de man],
wonende in [woonplaats 1],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. W. van der Sande in Goes,
tegen
[de vrouw],
wonende in [woonplaats 2],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. D.J.A. Burlet in Oostburg.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- het op 22 augustus 2023 ingediende verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen;
- het op 16 november 2023 ingediende verweerschrift;
- het op 12 februari 2025 ingediende aanvullend verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de brief van mr. Burlet van 13 februari 2025;
- het op 28 maart 2025 door mr. Burlet ingediende F9-formulier, met als bijlage een aanvullend zelfstandig verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
1.2.
De zaken zijn behandeld op de mondelinge behandeling van 10 april 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad.
1.3.
Na te noemen minderjarige [minderjarige 1] is gelet op zijn leeftijd in staat gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling hiervan een terugkoppeling gegeven. De aanwezigen hebben hierop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Partijen, Nederlanders, zijn op [datum] 2013 in [plaats] met elkaar getrouwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2.
Uit hun huwelijk zijn de volgende, thans nog minderjarige kinderen geboren:
  • [minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2016, hierna: [minderjarige 1];
  • [minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2018, hierna: [minderjarige 2];
  • [minderjarige 3], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2020, hierna: [minderjarige 3].
2.3.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
Bij beschikking betreffende voorlopige voorzieningen van 14 augustus 2023 is voor zover hier relevant bepaald dat de minderjarigen voorlopig worden toevertrouwd aan de man en is een voorlopige zorgregeling tussen de vrouw en de minderjarigen vastgesteld inhoudende dat de minderjarigen de ene week van vrijdag uit school/kinderdagverblijf tot woensdag naar school/kinderdagverblijf bij de vrouw zullen verblijven en de andere week op een door de partijen in onderling overleg te bepalen doordeweekse dag - anders dan de woensdag - inclusief overnachting.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- tussen partijen, op [datum] 2013 in de gemeente Reimerswaal met elkaar gehuwd, de echtscheiding uit te spreken;
- te bepalen dat de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2016 te [geboorteplaats], [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats] en [minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2020 te [geboorteplaats] hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man;
- het (door partijen nog op te stellen) ouderschapsplan te waarmerken en aan de beschikking te hechten en indien geen ouderschapsplan kan worden overgelegd conform artikel 815 lid 6 Rv in een ouderschapsregeling te voorzien waarbij in ieder geval wordt bepaald welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen wordt geacht, waarbij de man denkt aan een regeling inhoudende dat de kinderen bij de vrouw verblijven in de ene week van vrijdag uit school tot woensdag naar school en in de andere week een doordeweekse dag uit school tot aan de volgende ochtend naar school en gedurende de helft van de algemeen erkende (inclusief christelijke) feestdagen, in onderling overleg tussen ouders te bepalen.
3.2.
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, na aanvulling:
- de echtscheiding uit te spreken in het op [datum] 2013 tussen partijen gesloten huwelijk met alle wettelijke gevolgen van dien;
- te bepalen dat de kinderen zullen worden ingeschreven op het adres van de vrouw;
-
Primair:te bepalen dat de kinderen eenmaal per veertien dagen bij de man verblijven van donderdagmiddag na schooltijd tot en met dinsdagochtend, waarbij de man de kinderen ophaalt van school en ze op dinsdagochtend naar school brengt, danwel, afhankelijk van het bepalen van het adres van inschrijving, dat de kinderen bij de vrouw verblijven van dinsdagmiddag na schooltijd tot en met de donderdagochtend in de daaropvolgende week, waarbij de man de kinderen ophaalt van school op donderdagmiddag na schooltijd en de kinderen op dinsdagochtend naar school brengt, alsmede dat de kinderen gedurende de helft van alle reguliere schoolvakanties en feestdagen bij de vrouw verblijven;
- dat indien de regeling zoals omschreven onder punt III van dit aanvullend verzoekschrift zal worden bepaald, tevens zal worden bepaald dat de kinderen in [woonplaats 2] naar school zullen gaan en indien noodzakelijk aan de vrouw vervangende toestemming zal worden verleend de kinderen in te schrijven op de basisschool in [woonplaats 2];
-
Subsidiair:te bepalen dat de kinderen eenmaal per veertien dagen van woensdagmiddag na schooltijd tot de daaropvolgende woensdagochtend bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen haalt en brengt van en naar school, alsmede de helft van alle schoolvakanties en reguliere feestdagen;
-
Meer subsidiair:te bepalen dat de kinderen gedurende drie aaneengesloten weken bij de vrouw verblijven van woensdagmiddag na schooltijd tot en met maandagochtend, waarbij de vrouw de kinderen ophaalt uit school en hen op dinsdagochtend naar school brengt, alsmede de helft van alle reguliere schoolvakanties en feestdagen, danwel een regeling welke de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
- te bepalen dat zolang er nog geen definitieve omgangsregeling is vastgesteld de kinderbijslag en het kindgebonden budget tussen partijen zal worden verdeeld bij helfte, waaruit partijen ieder de verblijfsoverstijgende kosten voor de kinderen voldoet voor de periode dat de kinderen bij hem/ haar verblijven en dat kosten met betrekking tot school, tandarts en niet vergoede medische kosten door ouders bij helfte zullen worden voldaan;
En bij wege van aanvullend zelfstandig verzoek verdeling huwelijksgoederengemeenschap:
- te gelasten dat de echtelijke woning alsmede het bijbehorende perceel aan de [straat] te [woonplaats 1] zullen worden verkocht, waarbij partijen binnen 2 weken na de in deze te wijzen beschikking de opdracht tot verkoop geven aan een makelaar. Partijen dragen de aan de verkoop en levering verbonden kosten ieder bij helfte. Met de verkoopopbrengst van de echtelijke woning wordt de hypothecaire lening ([B.V. 1]) afgelost. De na aflossing resterende overwaarde verdelen partijen gelijkelijk;
- het winkelpand met bovenwoning te [plaats] zal worden verkocht, waarbij partijen binnen 2 weken na de in deze te wijzen beschikking de opdracht tot verkoop geven aan een makelaar. Partijen dragen de aan verkoop en levering verbonden kosten ieder bij helfte. Met de verkoopopbrengst van het winkelpand met bovenwoning wordt de hypothecaire lening ([B.V. 2]) afgelost. De na aflossing resterende overwaarde verdelen partijen gelijkelijk;
- de mantelzorgwoning welke zich bevindt aan de [straat] te [woonplaats 1] zal worden verkocht. De verkoopopbrengst verdelen partijen gelijkelijk;
- aan de vrouw wordt toebedeeld de Opel Insignia met [kenteken] tegen een aarde van € 4.250,-. De vrouw zal terzake hiervan aan de man het bedrag voldoen van € 2.125,-;
- de inboedel dient te worden verdeeld conform het overzicht van de vrouw (productie 12) zonder verrekening van enige waarde;
- de vrouw behoudt de bankrekening met [rekeningnummer].
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de man wordt tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Op basis van de zorgregeling die partijen momenteel uitvoeren verblijven de kinderen 6 nachten bij de vrouw en vervolgens 8 nachten bij de man. Wat de man betreft kan deze regeling als definitieve regeling worden vastgelegd. De man vindt het op basis daarvan geen probleem dat de vrouw de helft van de kinderbijslag ontvangt. Hij is bereid daar met de vrouw afspraken over te maken. De man ervaart veel stress en spanning rondom de echtscheiding. Hij is nog steeds erg bang dat hij de kinderen kwijt zal raken, hetgeen in het verleden al eens is voorgekomen toen de vrouw de kinderen langere tijd bij hem heeft weggehouden. De man hoopt dat er rust en stabiliteit voor de kinderen gaat komen want daar hebben ze echt behoefte aan. De vrouw heeft een brief van [hulpverlening] overgelegd waaruit blijkt dat de hulp die zij kreeg is afgerond. Dat is fijn voor de vrouw, maar tegelijkertijd verzoekt de vrouw toch een uitbreiding van de zorgregeling en wil zij dat de kinderen bij haar in [woonplaats 2] komen wonen. De man heeft zijn werktijden aangepast aan de huidige zorgregeling zodat hij op de dagen dat de kinderen bij hem zijn veel tijd met hen door kan brengen. Hij doet erg zijn best om de kinderen zelf te verzorgen. Het is de keuze van de vrouw om in [woonplaats 2] te blijven wonen en daar haar leven verder op te bouwen. Die keuze moet niet de consequentie hebben dat het leven van de kinderen wordt ontwricht. Zij zijn gewend aan hun leven in en rondom [woonplaats 1] en ook op school gaat het goed. De man staat gelijkwaardig ouderschap voor ogen. Dat kan uitgevoerd blijven worden in de huidige vorm. Het is wel nodig dat de communicatie tussen partijen beter wordt. De man wil niet dat partijen in de strijdmodus blijven hangen. De man ontvangt nog steeds hulpverlening van [hulpverlening]. Hij kan daar vragen stellen rondom de opvoeding van de kinderen of over dingen waar hij mee zit. Hij ervaart daar veel steun aan. De man heeft het als vervelend ervaren dat het stukje omtrent het vermeende seksueel misbruik van [minderjarige 2] tijdens de speltherapie door de vrouw weer naar boven is gehaald. Dat geeft ontzettend veel spanning.
4.2.
Door en namens de vrouw wordt tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij er niet van op de hoogte was dat [minderjarige 1] uitgenodigd was voor een gesprek bij de rechter. Zij vindt het verdrietig om te horen dat [minderjarige 1] bang is voor de reactie van de vrouw. De vrouw zegt geen lelijke dingen over de man of over opa en oma. De vrouw kan zich wel voorstellen dat [minderjarige 1] voelt dat er spanning is tussen zijn ouders. De vrouw vindt het belangrijk dat er rust en stabiliteit komt voor de kinderen. Partijen zijn sinds afgelopen september met behulp van de hulpverlening een andere zorgregeling overeengekomen dan de regeling die in de voorlopige voorzieningen procedure was vastgesteld. De kinderen verblijven nu meer bij de vrouw maar de vrouw merkt aan de kinderen dat ze het nodig hebben om nog meer tijd bij haar door te brengen. Ze hoopt dan ook dat er een uitgebreidere zorgregeling wordt vastgelegd. De communicatie tussen partijen verloopt niet goed. Vanmorgen kwam de man erachter dat de kinderen een studievrij dag hebben vandaag. Zonder overleg heeft hij besloten om [minderjarige 1] langer bij zich te houden en pas na het kindgesprek terug naar de vrouw te brengen. Dit is niet alleen voor partijen, maar ook voor [minderjarige 1] heel verwarrend. De man zet de dingen naar zijn eigen hand. Ook heeft de vrouw het idee dat de man dingen die partijen via de app met elkaar delen, met de kinderen zelf bespreekt. Het is belangrijk dat partijen eerlijk zijn en dat ook zijn in het hulpverleningstraject. Het traject van SCHIP-therapie tussen de ouders is vroegtijdig afgesloten omdat de man er moeite mee had om eerlijk en open te zijn. Dit geldt ook voor de speltherapie van [minderjarige 2]. Tijdens deze therapie liet [minderjarige 2] ander gedrag zien en daar heef de therapeut toen naar gevraagd. De therapeut vroeg toen of er verslavingen zijn geweest in de familie en de vrouw heeft toen eerlijk aangegeven dat de man een porno- en alcoholverslaving heeft gehad. Het gaat hier om het welzijn van [minderjarige 2] en dus is het belangrijk dat hier eerlijk over gedaan wordt. Maar de man heeft daar heel veel moeite mee. Er is sprake van een verstoorde verhouding tussen partijen, maar ook met de ouders van de man. De vrouw is destijds door de hulpverlening geadviseerd om niet in [woonplaats 1] te gaan wonen. Ze vindt het dan ook erg vervelend dat dit punt steeds voor haar voeten wordt geworpen. Ook de boedelscheiding hangt nog als een zwaard van Damocles boven het hoofd van partijen. Ook daarin spelen zaken die het vertrouwen tussen partijen ernstig schaden. De hulpverlening in het vrijwillig kader kan de impasse niet doorbreken. Er is hulpverlening vanuit het gedwongen kader nodig. Er moet iets gaan gebeuren omdat de kinderen klem zitten tussen partijen. Een GI kan in het kader van een ondertoezichtstelling duidelijkere regie voeren. De vrouw kan dan ook instemmen met een eventueel verzoek van de Raad tot een ondertoezichtstelling van de kinderen.
4.3.
De Raad verklaart dat het lijkt alsof de situatie zichzelf in de tang heeft. Beide ouders hebben de wens dat er verbetering in de situatie komt, maar er is sprake van zoveel spanning tussen partijen dat dit ertoe leidt dat er niet aan een traject van ouderschapsbemiddeling kan worden gewerkt. De situatie duurt voor de kinderen te lang. De Raad maakt zich zorgen over de kinderen. De Raad gunt het de kinderen dat het ouders gaat lukken om met elkaar te praten en afstemming kunnen zoeken, in plaats van dat de kinderen net als nu dingen zelf moeten gaan invullen. Zolang de verstandhouding tussen de ouders niet verbetert, gaat een zorgregeling niet zonder slag of stoot kunnen worden ingevuld. De Raad vindt het niet in het belang van de kinderen als zij van school zouden moeten wisselen, zoals de vrouw nu verzoekt. Zij hebben al zoveel meegemaakt en opnieuw van school wisselen zou teveel ingrijpen in hun leven. De Raad is zoekende in wat nu passend is om duidelijkheid te scheppen. De Raad biedt aan om onderzoek te verrichten naar de vraag welk hoofdverblijf en welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. Ook moet worden bekeken welke hulpverlening voor de ouders het meest passend is. Een eerder traject van SCHIP-therapie is zonder resultaat afgesloten. Blijkbaar triggeren ouders iets in elkaar. Wellicht is het voor hen beter om ieder apart een hulpverleningstraject te gaan volgen, bijvoorbeeld het volgen van een individueel traject om toe te werken naar Parallel Solo Ouderschap. Ouders moeten gaan werken aan een bepaalde basis tussen hen zodat de kinderen niet langer de brug tussen hun ouders vormen. De Raad heeft twee jaar geleden een voorlopige ondertoezichtstelling verzocht en die is toen ook uitgesproken. Deze heeft niet geleid tot een ondertoezichtstelling omdat ouders voldoende bereid waren om hulpverlening in het vrijwillig kader aan te gaan. Inmiddels lijkt deze situatie achterhaald. Mocht de rechtbank de Raad verzoeken onderzoek te gaan doen dan zal de Raad dit onderzoek aanvullen met onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel.

5.De beoordeling

Inzake C/02/413145/FA RK 23-3966
Echtscheiding
Ontvankelijkheid
5.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van artikel 815 lid 2 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding, heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, voldoende aannemelijk is geworden dat van partijen redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij binnen een redelijke termijn alsnog een ouderschapsplan overlegt dat voldoet aan alle vereisten van artikel 815 lid 3 Rv. De rechtbank verklaart partijen dan ook, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan, ontvankelijk in hun verzoeken over en weer tot echtscheiding.
5.3.
Op uitdrukkelijk verzoek van partijen zal de rechtbank nu beslissen op de verzoeken tot echtscheiding die over en weer zijn gedaan. De rechtbank is van oordeel dat, nu vaststaat dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, het verzoek tot echtscheiding als niet weersproken en op de wet gegrond voor toewijzing gereed ligt. Het verzoek tot echtscheiding zal dan ook worden toegewezen.
Hoofdverblijf en zorgregeling
5.4.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank heeft op dit moment te weinig informatie om een beslissing te kunnen geven op de verzoeken omtrent het hoofdverblijf en de zorgregeling. Met partijen is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat de rechtbank de Raad zal verzoeken onderzoek te doen naar de volgende vragen:
- Welke hoofdverblijfplaats past het meest bij de belangen van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]?
- Welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders past het beste bij de belangen van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]?
- Hoe moet die regeling eruit gaan zien (aard, duur en frequentie)?
In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden tot
17 februari 2026 PRO FORMA. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden tot voornoemde pro forma datum.
5.5.
Voor de tussenliggende periode vindt de rechtbank het belangrijk dat de omgang tussen de minderjarigen en de vrouw wordt voortgezet op de wijze zoals die nu plaatsvindt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen inmiddels, in afwijking van de beschikking inzake de voorlopige voorzieningen van 14 augustus 2023, hebben afgesproken dat [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig eens in de twee weken van woensdagmiddag na school tot de week erop dinsdag naar school bij de vrouw verblijven, waarbij de man de kinderen op woensdagmiddag bij de vrouw brengt en de vrouw het overige vervoer regelt, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, in nader overleg door de man en de vrouw te verdelen. Nu de beslissing omtrent de definitieve zorgregeling zal worden aangehouden in afwachting van het door de Raad te verrichten onderzoek, zal de rechtbank de zorgregeling die partijen momenteel uitvoeren, dan ook als voorlopige zorgregeling vastleggen.
5.6.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zowel de Raad als partijen het noodzakelijk vinden dat een ondertoezichtstelling over de minderjarigen wordt uitgesproken. De Raad heeft aangegeven dat hiertoe een verzoek zal worden ingediend. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken schriftelijk te reageren op het verzoek van de Raad waarna de rechtbank het verdere procesverloop in die zaak zal bepalen.
Kinderbijslag en kindgebonden budget
5.7.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat zij met ingang van het komende kwartaal de kinderbijslag voorlopig bij helfte zullen delen en de vrouw ieder kwartaal de helft van de kinderbijslag zal ontvangen. Partijen zullen dit met de Sociale VerzekeringsBank dan wel in onderling overleg regelen. De rechtbank verwacht van partijen dat zij ook in onderling overleg afspraken zullen maken over de verdeling van het kindgebonden budget en de wijze waarop de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen worden verdeeld. De rechtbank verwacht van partijen dat zij de tussen hen gemaakte afspraak na zullen komen en houdt iedere verdere beslissing aan.
Inzake C/02/433790/FA RK 25-1707
5.8.
De verzoeken van de vrouw omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap worden afgesplitst en verder behandeld in de procedure met kenmerk C/02/433790 / FA RK 25-1707.

6.De beslissing

De rechtbank:
Inzake C/02/413145/FA RK 23-3966:
6.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2013 in de gemeente Kruiningen met elkaar gehuwd;
6.2.
bepaalt dat de vrouw en [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopigrecht hebben op contact met elkaar eens in de twee weken van woensdagmiddag na school tot de week erop dinsdag naar school, waarbij de man de kinderen op woensdagmiddag bij de vrouw brengt en de vrouw het overige vervoer regelt, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, waarover de man en de vrouw samen verdere afspraken moeten maken;
6.3.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Middelburg een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven in r.o. 5.4 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór
17 februari 2026 PRO FORMAbij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
6.4.
houdt iedere overige beslissing aan tot 17 februari 2026 pro forma, in afwachting van het rapport van de Raad.
Inzake C/02/433790/FA RK 25-1707
6.5.
de vrouw verzoeken van de vrouw omtrent de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap worden afgesplitst en zullen verder worden behandeld in de procedure met kenmerk C/02/433790 / FA RK 25-1707;
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, rechter, tevens kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.