ECLI:NL:RBZWB:2025:4222

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/02/431166 / JE RK 25-149
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdbeschermingszaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 16 mei 2026, maar het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, is afgewezen. De minderjarige woont momenteel bij de vader, wat als stabiel wordt ervaren, terwijl de situatie bij de moeder problematisch is. De moeder heeft niet voldaan aan de voorwaarden voor contact met de minderjarige en is niet verschenen op de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de GI de situatie moet blijven monitoren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/431166 / JE RK 25-149
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING ROTTERDAM RIJNMOND, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 januari 2025;
  • de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De moeder is juist opgeroepen maar is niet gekomen.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 juli 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is hierna steeds verlengd, voor het laatst tot 16 mei 2025.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 september 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de andere ouder, te weten de vader. Deze machtiging is hierna steeds verlengd, voor het laatst tot 16 mei 2025.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 5 maart 2025 is het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader bepaald. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is per die datum van rechtswege komen te vervallen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De doelen die gesteld zijn bij aanvang van de ondertoezichtstelling en waaraan gewerkt moet worden zijn nog niet behaald. [minderjarige] woont inmiddels al geruime tijd bij de vader en dat gaat goed. De situatie bij de vader is stabiel. Op de situatie bij de moeder is nog steeds geen zicht. Het is de GI niet gelukt om huisbezoeken met de moeder af te spreken omdat er niet tot nauwelijks contact kan worden verkregen met de moeder. Er is al langere tijd geen contact tussen [minderjarige] en de moeder. Tot mei 2024 zijn er twee keer per week begeleide belmomenten tussen [minderjarige] en de moeder geweest. Deze belmomenten zijn regelmatig niet doorgegaan doordat de moeder niet bereikbaar was en naar Polen was afgereisd. In mei 2024 heeft [minderjarige] aangegeven geen belcontact meer met haar moeder te willen. Het is sindsdien niet gelukt om het contact tussen [minderjarige] en de moeder tot stand te brengen. De GI heeft inmiddels een aanmelding gedaan bij het Omgangshuis Zeeland. Samen met het Omgangshuis en de moeder is besproken welke bodemeisen gesteld moeten worden aan het contact tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder heeft aan die bodemeisen tot op heden nieet voldaan. Er is daarnaast nog geen zicht op een nieuw hulpverleningstraject gericht op de echtscheidingsproblematiek tussen de ouders. Enver heeft besloten geen nieuw traject te starten omdat er teveel speelt in het leven van de moeder. Het is noodzakelijk dat er hulpverlening wordt ingezet nu er nog steeds sprake is van veel wantrouwen over en weer tussen de ouders. Ook is er nog geen zicht op de persoonlijke hulpverlening voor de moeder. De moeder is in juli 2024 naar Breda verhuisd en de GI heeft sindsdien niet tot nauwelijks contact met de moeder kunnen krijgen. De komende tijd is het van belang dat het contact tussen [minderjarige] en moeder weer wordt hervat. Daarnaast is de GI van mening dat de moeder openheid moet geven over haar psychische gesteldheid, haar behandeling en haar woonsituatie. Het is noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd zodat de GI de situatie kan monitoren. Beide ouders hebben aangegeven te wensen dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling naar een andere GI wordt overgedragen, nu de woonplaats van [minderjarige] in Zeeland is. De GI is hiermee aan de slag gegaan. Nu het hoofdverblijf van [minderjarige] inmiddels bij de vader is bepaald trekt de GI het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in.
4.2.
De vader verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat hij het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Tot op heden voldoet de moeder niet aan de bodemeisen die zijn gesteld voor omgang met [minderjarige] . De moeder doet voornamelijk waar ze zelf zin in heeft. De vader hoopt dat snel duidelijk wordt of en zo ja op welke wijze omgang met de moeder in het belang van [minderjarige] is. De vader is ook teleurgesteld dat de moeder opnieuw weer niet naar de mondelinge behandeling is gekomen. Dit heeft ze al meerdere keren nagelaten. Het lukt de vader niet om de benodigde toestemming van de moeder te krijgen voor zaken die hij voor [minderjarige] moet regelen. De vader wil het beste voor [minderjarige] en hij twijfelt of de moeder ook het beste met [minderjarige] voor heeft.

5.De beoordeling

Gezagspositie van vader
5.1.
De vader is door een beslissing van de rechtbank Rotterdam mede met het gezag over [minderjarige] belast. Deze beslissing is echter niet overgelegd in deze procedure en staat niet aangetekend in het gezagsregister. Zowel de vader als de GI hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat deze beslissing is genomen en ook tevens uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank gaat uit van deze verklaring en heeft de vader aangeraden om contact op te nemen met de rechtbank Rotterdam om ervoor te zorgen dat deze beslissing in het gezagsregister wordt aangetekend. Deze beslissing brengt mee dat de vader en de moeder allebei met het ouderlijk gezag over [minderjarige] zijn belast.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Er is geen sprake van onbelast contact tussen [minderjarige] en de moeder. Er heeft al langere tijd geen contact tussen hen plaatsgevonden. De moeder voldoet tot op heden niet aan de bodemeisen omtrent de omgang die in samenspraak met het Omgangshuis Zeeland zijn gemaakt. Het is noodzakelijk dat de GI deze situatie nauwgezet opvolgt en blijft monitoren wat voor [minderjarige] noodzakelijk is in het contact met haar moeder. De kinderrechter merkt op dat [minderjarige] inmiddels haar plek heeft gevonden in het gezin van de vader en de vader haar een stabiele, veilige opvoedomgeving biedt. Het verblijf van [minderjarige] bij de vader is inmiddels ook geformaliseerd doordat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader is vastgesteld. De vader blijft echter wel tegen zaken aanlopen waar hij de toestemming voor de moeder voor nodig heeft maar die niet kan verkrijgen. Het is dan ook noodzakelijk dat de GI als tussenpersoon betrokken blijft om waar nodig actie te kunnen ondernemen. De kinderrechter geeft de GI mee om te onderzoeken of een overdracht naar een andere GI, gelet op de wensen daartoe van beide ouders, mogelijk en noodzakelijk is en daartoe de juiste stappen te zetten. Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. De kinderrechter zal het verzoek van de GI dan ook toewijzen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar. [1]
5.3.
De GI heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. Gelet op deze intrekking kan dit verzoek niet meer worden beoordeeld. De kinderrechter zal dit verzoek dan ook afwijzen.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing omtrent de verlenging van de ondertoezichtstelling uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 16 mei 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2025 door mr Sumner, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 2 juni 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.