ECLI:NL:RBZWB:2025:4223

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/02/434329 / JE RK 25-705
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en gedeeltelijke verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 26 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige], die de Roemeense nationaliteit hebben, belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de verzoeken van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (GI), die om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verzocht. Tijdens de zitting op 26 mei 2025 waren de ouders en hun advocaten aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er zorgen zijn over het alcoholgebruik van de vader en dat er nog steeds communicatieproblemen tussen de ouders bestaan. Ondanks de verbeteringen in de situatie, zoals de uitbreiding van de omgang tussen de vader en [minderjarige] en de recente huisvesting van de moeder, is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling niet kan worden beëindigd. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 augustus 2025, maar voor een kortere periode dan verzocht, namelijk voor drie maanden. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor dezelfde periode, om de juridische situatie te formaliseren. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om een borgingsplan op te stellen en de beslissing op het restant van het verzoek aan te houden tot een volgende mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/434329 / JE RK 25-705
Datum uitspraak: 26 mei 2025
tussenbeschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D.J.A. Burlet te Oostburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. S. van Steenberge te Terneuzen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 april 2025.
  • het e-mailbericht van de GI van 23 mei 2025, met bijlagen.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van de kinderrechter nog binnengekomen:
- het op schrift gestelde verzoek van de GI tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing, binnengekomen bij de griffie op 10 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij de moeder.
2.3.
De ouders en [minderjarige] hebben de Roemeense nationaliteit.
2.4.
Bij beschikking van 28 mei 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van zes maanden, met ingang van 28 mei 2024 en tot 28 november 2024, onder aanhouding van het restant van het verzoek.
2.5.
Bij beschikking van 18 november 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 december 2024, onder aanhouding van het restant van het verzoek.
2.6.
Bij beschikking van 9 december 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 maart 2025, onder aanhouding van het restant van het verzoek.
2.7.
Bij beschikking van 25 maart 2025 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 28 mei 2025. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, verleend met ingang van 25 maart 2025 en tot 28 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Tijdens de mondelinge behandeling verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, te verlengen voor de duur van zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Waar de GI eerder van mening was dat de ondertoezichtstelling kon worden beëindigd zijn er de laatste periode toch weer zorgen naar boven gekomen. De gestelde doelen zijn nog niet geheel behaald. Zo zijn de communicatieproblemen tussen de ouders en de meningsverschillen over de opvoeding van [minderjarige] tussen hen nog aanwezig. De ouders hebben meer rust in hun communicatie nu er fysiek afstand is tussen hen beiden, maar hebben nog niet de handvatten om inhoudelijk op een correcte, effectieve en zakelijke manier te communiceren als het gaat over omgang tussen vader en dochter. Recent op 4 april is vader ineens vertrokken naar Roemenië. Vader heeft moeder geprobeerd te bellen maar kon moeder niet bereiken. Tijdens de reis naar Roemenië heeft vader er niet voor gekozen om moeder verder middels een bericht op de hoogte te stellen. Het was de bedoeling dat [minderjarige] die dag omgang kreeg met haar vader. Dit is absoluut niet wenselijk voor de voorspelbaarheid en structuur van hun dochter [minderjarige] . Vader heeft de dag erna pas laten weten waar hij was en wanneer hij terug zou keren. Het is de GI nog niet gelukt om passende hulpverlening in te zetten voor de communicatie tussen ouders. De GI kijkt naar mogelijkheden voor inzet van SCHIP-therapie of ouderschapsbemiddeling, maar daar is helaas sprake van een wachtlijst. Daarnaast vindt de GI het noodzakelijk om het alcoholgebruik van de vader nog langer te monitoren. Waargenomen is dat de vader de blaastesten dubieus omzeilt en om die reden kan er nog steeds geen duidelijke conclusie worden getrokken over zijn alcoholgebruik. Er is momenteel iedere dinsdag en donderdag omgang tussen de vader en [minderjarige] onder begeleiding van mevrouw [naam] . De omgang tussen de vader en [minderjarige] verloopt goed. De bedoeling is om toe te werken naar de situatie zoals beschreven in het ouderschapsplan.
De GI ziet risico’s als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. De periode tot eind mei is een te korte periode om de risico’s op te heffen dan wel de situatie goed te borgen. Er ligt nu nog geen borgingsplan waardoor de kans op terugval groot is. [minderjarige] kan dan opnieuw worden belast met spanningen tussen de ouders. Ook de omgangsbegeleider en Groeibegeleiding vinden het net te vroeg om de ondertoezichtstelling nu te beëindigen. De GI verzoekt aanvullend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
4.2.
Door en namens de moeder wordt aangevoerd dat zij verweer voert tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig nu zij weinig actie van de GI ervaart. De moeder begrijpt niet dat de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 6 maanden verzoekt, gelet op al hetgeen de GI tijdens de mondelinge behandeling naar voren brengt over wat nog moet gebeuren. De advocaten van partijen zijn op dit moment niet genegen om de afspraken die ouders hebben gemaakt in het ouderschapsplan, aan te passen. Het is aan de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken nu de feitelijke verblijfplaats van [minderjarige] niet overeenkomt met het vastgestelde hoofdverblijf in het ouderschapsplan. De moeder heeft sinds kort eigen woonruimte in [plaats] en daar is ze heel blij mee. De moeder begrijpt niet waarom nu om een verlenging wordt verzocht, terwijl eerder in april is aangegeven door de GI dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig is. Ook op dat moment lag er nog geen borgingsplan. De moeder begrijpt de beweegredenen van de GI om toch een verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken niet. De GI twijfelt al langer over wat er verder nog moet worden ingezet binnen de ondertoezichtstelling dus ook dat kan geen reden zijn voor verlenging. De moeder geeft aan dat ze geen zorgen heeft over het alcoholgebruik bij de vader op het moment dat [minderjarige] bij hem is. De moeder wil toewerken naar de zorgregeling zoals die is overeengekomen in het ouderschapsplan. De GI onderneemt nauwelijks actie en de moeder denkt dat zij in onderling overleg met de vader meer kan bereiken dan de GI tot nu toe heeft gedaan. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is volgens de moeder dan ook niet langer noodzakelijk. Mocht de kinderrechter de ondertoezichtstelling wel verlengen dan is het noodzakelijk dat ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder wordt verlengd. De moeder stemt met dat verzoek in.
4.3.
Door en namens de vader wordt aangegeven dat ook hij verweer voert tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De situatie nu is niet anders dan die heeft geleid tot het eerdere kernbesluit van 8 april om de ondertoezichtstelling niet te verlengen. Inmiddels is de situatie tussen de ouders juist sterk verbeterd. Groeibegeleiding is ingezet en de communicatie tussen de ouders zit ook in een stijgende lijn. De moeder is sterker geworden en de omgangsbegeleiding is positief over de opvoedmogelijkheden van de vader. Nu komt bij de GI toch weer een onderbuikgevoel over het alcoholgebruik van de vader naar boven. De vader heeft niet bewust alcoholtesten ondermijnd. De ondertoezichtstelling verlengen alleen vanwege het onderbuikgevoel van het alcoholgebruik bij de vader is absoluut onvoldoende. Ook de vader wil toewerken naar de zorgregeling zoals de ouders die in het ouderschapsplan zijn overeengekomen. Het is positief dat de moeder inmiddels over eigen woonruimte beschikt. Tijdens de vorige zitting is aangegeven dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] moet worden uitgebreid. Dit is inmiddels ook gebeurd. Er vindt nu iedere dinsdag en donderdag 4 uur omgang tussen hen plaats. Deze wordt alleen aan het begin of aan het eind van het omgangsmoment begeleid. Het is zorgelijk dat de GI niet weet dat de omgangsbegeleiding al grotendeels is afgeschaald. De vader wil meewerken aan de hulpverlening die de GI voor ogen heeft maar ziet niet in waarom dat in het gedwongen kader moet. De vader vindt dat dat ook in het vrijwillig kader kan. Het gaat te ver om de ondertoezichtstelling te verlengen alleen voor het opstellen van een borgingsplan. Bovendien hebben de ouders laten zien dat ze stappen vooruit hebben gezet en hebben ze inmiddels begeleiding voor hun financiën. De vader is dan ook van mening dat de ondertoezichtstelling niet verlengd moet worden nu de ouders binnen het vrijwillig kader verder kunnen met de in te zetten hulpverlening. De vader voert verweer tegen het verzoek van de GI tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing. Hij is van mening dat de ouders op korte termijn kunnen toewerken naar de regeling zoals die is vastgelegd in het ouderschapsplan. Dan hoeft de machtiging tot uithuisplaatsing niet te worden verlengd.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter constateert dat [minderjarige] en de ouders de Roemeense nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter (ambtshalve) dient te beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijk recht te bepalen.
5.2.
Op grond van het bepaalde in de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu [minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.3.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van het bepaalde in artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.5.
De kinderrechter constateert dat de ouders flinke stappen vooruit hebben gezet. Zo is de omgang tussen [minderjarige] en de vader uitgebreid en heeft de moeder inmiddels woonruimte gevonden. Ook is de communicatie tussen de ouders deels verbeterd. De kinderrechter constateert echter ook dat de eerder vastgestelde zorgen deels zijn verminderd maar nog niet zijn weggenomen. Zo zijn er nog steeds zorgen over het mogelijke alcoholgebruik van de vader. De GI heeft op dit punt onvoldoende onderzoek kunnen doen en een deugdelijke rapportage ontbreekt. Het is aan de GI om zicht te krijgen op het mogelijke alcoholgebruik van de vader zodat daar duidelijkheid over ontstaat. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij in gaat zetten op het afnemen van testen bij de vader of op een andere manier zicht gaat krijgen op het alcoholgebruik van de vader zodat duidelijk wordt of de zorgen over het alcoholgebruik bij hem terecht zijn. Daarnaast is er nog steeds ruis in de communicatie tussen de ouders. Daar moet hulpverlening op worden ingezet. Het is nodig dat de ouders een manier van communiceren gaan vinden om zo op een juiste wijze uitvoering te kunnen geven aan het co-ouderschap dat hen voor ogen staat. Alhoewel beide ouders aangeven dat zij aan hulpverlening in het vrijwillig kader zullen meewerken acht de kinderrechter het op dit moment te vroeg om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Er is op dit moment nog teveel onduidelijk om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Zo ontbreekt een duidelijk borgingsplan. De kinderrechter acht het noodzakelijk dat er op een zorgvuldige manier wordt toegewerkt naar het vrijwillig kader. De kinderrechter verwacht van de GI dan ook dat zij de komende maanden een duidelijk borgingsplan opstelt. Uit dit plan moet blijken welke hulpverlening benodigd is en hoe deze ingezet gaat worden en kan worden voortgezet binnen het vrijwillig kader.
5.6.
De kinderrechter vindt het dan ook noodzakelijk dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling echter niet verlengen voor de duur van de verzochte zes maanden, maar voor 3 maanden. De beslissing op het restant van het verzoek zal worden aangehouden. De kinderrechter acht een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van 3 maanden voldoende voor de GI om te komen tot een gedegen borgingsplan. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling dan ook verlengen tot 28 augustus 2025.
5.7.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd. [2] Partijen zijn in het tussen hen overeengekomen ouderschapsplan overeengekomen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader is. Nu [minderjarige] bij de moeder verblijft is het noodzakelijk dat dit verblijf wordt geformaliseerd door middel van een machtiging tot uithuisplaatsing zodat de juridische situatie overeenkomt met de feitelijke situatie. De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook toewijzen voor de duur van 3 maanden en dus tot 28 augustus 2025, onder aanhouding van het restant van het verzoek.
5.8.
De kinderrechter houdt de beslissing op het restant van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de mondelinge behandeling op
[datum] 2025 om [uur] ten overstaan van mr. Zuijdweg voor de duur van 45 minuten.De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk een week voor voornoemde mondelinge behandeling schriftelijk verslag uit te brengen over de stand van zaken en de rechtbank te berichten of zij het restant van het verzoek handhaaft.
5.9.
De kinderrechter verklaart de beslissing omtrent de verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 28 augustus 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, tot 28 augustus 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt iedere overige beslissing aan tot de
mondelinge behandeling op [datum] 2025 om [uur] ten overstaan van mr. E.J. Zuijdweg voor de duur van 45 minuten;
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor voornoemde mondelinge behandeling voor de GI, de vader en diens advocaat en de moeder en diens advocaat.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025 door mr. Zuijdweg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 10 juni 2025.
Deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c lid 2 BW