Op 26 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, niet in staat is om een stabiele en veilige omgeving voor de kinderen te bieden. De kinderen hebben sinds april 2025 bij de moeder gewoond, maar de eerder verleende machtiging tot uithuisplaatsing is door de omstandigheden niet meer van toepassing. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een nieuwe spoedmachtiging, omdat de situatie van de moeder onduidelijk is en er zorgen zijn over haar vermogen om voor de kinderen te zorgen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder aangegeven dat ze tijdelijk in een woning naast die van haar ouders verblijft, maar dat er nog geen structurele oplossing is voor haar huisvesting. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de zorgen over de situatie van de moeder en de kinderen nog steeds aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 20 december 2025. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om te zorgen voor de aanmelding van de kinderen bij een school en om hulp te bieden aan de moeder bij het vinden van een vaste woning en het op orde krijgen van haar financiën. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.