ECLI:NL:RBZWB:2025:4227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/02/435151 / JE RK 25-849
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen vanwege ernstige ontwikkelingsbedreiging en gebrek aan contact met de vader

Op 10 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Dit is voornamelijk te wijten aan het ontbreken van contact tussen de kinderen en hun vader, wat al drie jaar aanhoudt. De ouders zijn gescheiden en de kinderen wonen bij hun moeder. De Raad heeft ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die mogelijk wordt aangetast door het gebrek aan contact met hun vader en de conflicten tussen de ouders.

Tijdens de zitting op 10 juni 2025 zijn de ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de mening van de kinderen gehoord, waarbij [minderjarige 1] aangaf boos te zijn op haar vader en geen contact met hem te willen. De vader heeft zijn verdriet geuit over het gebrek aan contact en de moeder heeft haar bezorgdheid geuit over de impact van een ondertoezichtstelling op haar privacy en de kinderen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en dat er een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de kinderen onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland voor de duur van 12 maanden, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat er gewerkt moet worden aan de communicatie tussen de ouders en de ontwikkeling van de kinderen, en dat de ouders hulpverlening moeten accepteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/435151 / JE RK 25-849
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
Middelburg,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.E. Kok in Goes ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. H. Mink in Oost-Souburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
[minderjarige 2] heeft de kinderrechter een brief gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld en wat [minderjarige 2] in haar brief heeft aangegeven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. De Raad maakt zich ernstige zorgen over het veilig opgroeien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De zorgen die de Raad heeft liggen vooral in het gegeven dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al 3 jaar geen structureel fysiek contact hebben met hun vader. De Raad is bezorgd dat als er niets verandert en het contactherstel tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitblijft, het steeds lastiger wordt om de breuk te herstellen. Uit het onderzoek van de Raad is onvoldoende duidelijk geworden wat de ingrijpende gebeurtenissen of trauma’s zijn waar de moeder en [minderjarige 1] herhaaldelijk op aansturen en waar [minderjarige 1] volgens de moeder behandeling voor nodig heeft. Ook maakt de Raad zich zorgen over het ontbreken van enige samenwerking en contact tussen de beide ouders. Door inzet van hulpverlening is geprobeerd om het contact tussen de kinderen de vader te herstellen en de communicatie tussen de ouders te verbeteren, maar dit is niet gelukt. Het is een recht van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om onbelast contact met hun vader te hebben. Ook de vader is altijd onderdeel geweest in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het ontbreken van contact tussen hen en de vader kan leiden tot problemen in hun identiteitsvorming, bij het ontwikkelen van een positief zelfbeeld en in het opbouwen en onderhouden van sociale contacten en relaties. Ook kunnen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hierdoor moeite krijgen met het vertrouwen in volwassenen om hen heen en het uiten van emoties. Er is sprake van een ernstig verstoorde dynamiek tussen de ouders. De Raad betreurt het dat de vader weinig initiatief neemt in het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Wat de moeder betreft maakt de Raad zich zorgen dat zij van mening is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] rust nodig hebben maar zelf ook negatief is over contact tussen hen en de vader. De moeder betwijfelt wat de mogelijke gevolgen zijn in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] als zij geen contact met hun vader hebben en dat vindt de Raad zorgelijk. Ook maakt de Raad zich zorgen over de keuzes van hulpverlening die de moeder maakt. De moeder weigert de betrokkenheid van de casusregisseur die hulpverlening probeerde in te zetten voor [minderjarige 1] . De moeder staat niet meer open voor het volgen van hulpverlening vanuit [jeugdhulp] . De Raad vindt het erg zorgelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] resoluut en consequent aangeven geen contact meer met hun vader te willen en geen rol voor hem te zien in hun leven. Dat zij dusdanig stellig aangeven geen contact meer te willen met hun vader doet de Raad vermoeden dat zij onvoldoende ruimte ervaren om hun relatie met beide ouders op een onbezorgde manier vorm te geven. Het is nog altijd onduidelijk welke dynamiek er ten grondslag ligt aan het contactverlies. De Raad is van mening dat er zicht moet komen op het systeem waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opgroeien, waarbij er aandacht is voor onder andere interactiepatronen. Als er niets verandert aan de onderlinge verstoorde verhoudingen tussen de ouders kan dit schadelijke gevolgen hebben voor de verdere sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn beide van goede wil maar er is een gebrek aan vertrouwen in elkaar en in de hulpverlening. Het lukt hen onvoldoende om een basis te creëren waarin gezamenlijk gedragen afspraken gemaakt kunnen worden waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] centraal worden gezet. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk. De ernstige ontwikkelingsbedreiging bestaat uit de onveiligheid en onrust die beide kinderen ervaren rondom al dan niet contactherstel met de vader en de echtscheidingsstrijd tussen de ouders. De ouders zijn onvoldoende in staat om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden. Er is sprake van een patroon met veel onderlinge spanningen, niet geslaagde hulpverleningstrajecten en het kost tijd om dit ontstane patroon te doorbreken. Daarnaast zijn er veel doelen waaraan binnen korte termijn stevig gewerkt moet gaan worden.
4.2.
In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige 1] aangegeven dat ze boos is op haar vader. Ze begrijpt niet waarom haar vader laatst zijn handtekening voor haar nieuwe school niet heeft willen geven. Ze heeft het gevoel dat haar vader [minderjarige 2] en de kinderen van zijn nieuwe partner voortrekt. Ze hoopte altijd op een vader die positiviteit uitstraalt en aandacht voor haar heeft. Ze wil op dit moment geen contact met haar vader. De vriendinnen van [minderjarige 1] zijn belangrijk voor haar. [minderjarige 2] heeft in haar brief aan de kinderrechter aangegeven geen hulpverleners meer te willen spreken. Het gaat nu goed met haar.
4.3.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij het eens is met het verzoek van de Raad. Hulpverlening in het vrijwillig kader heeft twee tot drie jaar geduurd en deze hulpverlening heeft helaas niets opgeleverd. Misschien is de situatie juist wel verslechterd. De vader mist [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heel erg. Hij weet niet waarom zij geen fysiek contact meer met hem willen. Het bellen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ging in het begin goed maar de vader merkt dat zij steeds minder zin hebben om met hem te bellen. Er is nu eens per twee weken 6 tot 8 minuten belcontact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook heeft de vader het idee dat zij niet vrij uit met hem kunnen bellen omdat de moeder op de achtergrond bij het gesprek aanwezig is. Er is op dit moment al sinds september 2024 geen fysiek contact meer tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vragen hoe dat komt en hoe dat contact kan worden hersteld zijn door de hulpverlening in het vrijwillig kader niet beantwoord. Het is voor beide ouders noodzakelijk dat de gezinsvoogd betrokken gaat worden die beide ouders aan de hand kan nemen. De moeder laat zich teveel leiden door wat [minderjarige 1] wil. Maar [minderjarige 1] heeft de leeftijd er nog niet voor om te bepalen wat ze wel en wat ze niet wil qua hulpverlening en wat het contact met haar vader betreft.
4.4.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij het niet eens is met het verzoek van de Raad. Sinds er geen hulpverlening meer betrokken is bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaat het beter met ze. Ze ervaren steeds meer rust. De moeder weet wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben. De moeder weet met welke zorgen [minderjarige 1] te maken heeft en welke hulp daarvoor nodig is. Traumatherapie waar de moeder eerder aan dacht, is op dit moment te hoog gegrepen. De moeder staat er op geen enkele manier meer voor open om te werken aan de communicatie met de vader. Dat is een gepasseerd station. De moeder mailt de vader met belangrijke informatie over de kinderen en daar blijft het bij. De moeder heeft geprobeerd om hulp in te zetten voor [minderjarige 1] maar dat kon niet omdat de Raad inmiddels betrokken was. Het liefste wilde moeder met [minderjarige 1] naar de huisarts zodat ze daar kan aangeven welke hulp ze nodig heeft en dat de vader daar dan gewoon zijn toestemming voor geeft. De moeder ziet een ondertoezichtstelling als een inbreuk op haar privacy. De hulpverlening in het vrijwillige kader is onvoldoende geprobeerd. Een ondertoezichtstelling is de meest verstrekkende maatregel en daarvoor moet eerst duidelijk zijn dat het vrijwillig kader niet toereikend is. En dat is niet duidelijk. Als de moeder in het rapport van de Raad zelf ook leest dat er twijfels zijn over de vraag of een ondertoezichtstelling noodzakelijk is dan leidt dat ertoe dat zij er zelf ook niet met vertrouwen achter staat. De moeder vreest dat een ondertoezichtstelling juist averechts gaat werken en er meer druk op [minderjarige 1] komt te liggen. Mocht de kinderrechter de ondertoezichtstelling toch uitspreken dan verzoekt de moeder deze te beperken in duur.
4.5.
De GI verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat als de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken er zo snel mogelijk een vaste jeugdbeschermer zal worden aangesteld. De eerste stap zal dan zijn het opstellen van een veiligheidsplan. De GI merkt op dat zij niet [minderjarige 1] niet kan dwingen een hulpverleningstraject te gaan volgen. Daar moet een stimulans in gevonden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt ernstig bedreigd. De ernstige ontwikkelingsbedreiging bestaat uit de onveiligheid en onrust die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren rondom al dan niet contactherstel met hun vader en de echtscheidingsstrijd tussen de ouders. Er wordt aan de kant van de moeder teveel nadruk gelegd op wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf willen of juist niet willen, maar zicht op het grotere geheel ontbreekt. Bij de vader ziet de kinderrechter een gebrek aan erkenning van de gevoelens en emoties die bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een rol spelen. Zolang de ouders niet op een lijn zitten, hulpverlening niet aanpakken, hun onderlinge communicatie niet adequaat verloopt en zij hun individuele aandeel niet onder ogen zien (en er sprake blijft van onderlinge strijd en spanningen tussen ouders en wederzijds wantrouwen), worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bedreigd in hun ontwikkeling. Gebleken is dat ouders zelf niet voldoende mogelijkheden hebben om dit ondanks eerder geboden hulp in het vrijwillige kader te doorbreken. Net als de Raad is de kinderrechter van oordeel dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het vrijwillig kader weg te nemen.. Ondanks de inzet van hulpverlening is de situatie onveranderd en dit leidt tot stress en loyaliteitsproblemen met als gevolg een verdere verstoorde ontwikkeling bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het komende jaar dient onder regie van de GI zicht te komen op wat er mogelijk plaats heeft gevonden met [minderjarige 1] en met beiden in de interactie met hun vader en moet worden onderzocht in hoeverre [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daar last van ondervinden en wat zij daarin nodig hebben. Het komende jaar moet gewerkt worden aan de volgende door de Raad geformuleerde doelen:
- Er komt, voor zover mogelijk, zicht op wat er mogelijk plaats heeft
gevonden met [minderjarige 1] , met beiden, in interactie met vader en in hoeverre
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] daar last van ondervinden en wat zij daarin vervolgens
nodig hebben;
- Er is zicht op de interactiepatronen binnen de gezinssystemen, de
belevingswereld van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en of ouders voldoende kunnen
aansluiten bij de behoeften van de kinderen gezien de complexe situatie
waarin zij opgroeien;
- Ouders leren inzien wat het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betekent indien zij verder
klem blijven zitten tussen hun ouders;
- Er komt zicht op wat de kinderen nodig hebben in eventueel
contactherstel met vader
- Er wordt onderzocht wat de kinderen nodig hebben aan hulpverlening,
waarna dit ingezet wordt;
- Er komt zicht of communicatie tussen ouders haalbaar is en op welke
manier dit vormgegeven moet worden.
- Moeder informeert vader structureel over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden op geen enkele wijze belast met de strijd van de
ouders of met meningen over de andere ouder;
- Ouders accepteren de nodige hulpverlening;
- Ouders komen gemaakte (hulpverlenings)afspraken na.
5.3.
Gelet op de doelen waaraan gewerkt moet worden acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden noodzakelijk. De kinderrechter stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dan ook onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 10 juni 2025 tot 10 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025 door mr De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 24 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 BW.