In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2025 een nadere beschikking gegeven over een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2012. Het verzoek is ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, die om een spoedmachtiging verzochten om de minderjarige uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft de moeder en de vader van de minderjarige als belanghebbenden aangemerkt, waarbij de moeder instemde met het verzoek van het college. De vader was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld voor advies over het verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de minderjarige bij de moeder woont en dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige betrokken is geraakt bij delicten en dat er meerdere geweldsincidenten in de thuissituatie hebben plaatsgevonden. De kinderrechter heeft de spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken, met ingang van 18 juni 2025, toegewezen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat systeemtherapie noodzakelijk is om de relatie tussen de minderjarige en de moeder te verbeteren. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025.