ECLI:NL:RBZWB:2025:4231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
C/02/433097 JE RK 24-488
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een machtiging voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige

Op 24 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2010, die onder toezicht staat van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Reimerswaal. De kinderrechter heeft eerder op 27 maart 2025 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, die geldig was van 31 maart tot 31 juni 2025. Het restant van het verzoek om verlenging van deze machtiging is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 24 juni 2025. Tijdens deze behandeling heeft de kinderrechter de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij onder andere de instemming van de moeder en de gedragswetenschapper is meegenomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen heeft, die haar ontwikkeling belemmeren. De kinderrechter heeft besloten om het verzoek van het college toe te wijzen en een machtiging te verlenen voor een periode van drie maanden, van 30 juni tot 30 september 2025, zodat de minderjarige de nodige hulp kan blijven ontvangen in een veilige en gestructureerde omgeving. De kinderrechter heeft benadrukt dat het college in samenspraak met de accommodatie moet kijken naar de mogelijkheden voor terugkeer van de minderjarige naar huis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/433097 JE RK 24-488
Datum uitspraak: 24 juni 2025
nadere beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE REIMERSWAAL,
hierna te noemen het college,
zetelende te Kruiningen,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd mr. H. Mink in Oost-Souburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 27 maart 2025 en alle daarin genoemde stukken;
  • het e-mailbericht van het college van 3 juni 2025, met bijlagen;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 11 juni 2025.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 27 maart 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 31 maart 2025 en tot 31 juni 2025. Het restant van het verzoek van het college is aangehouden tot de mondelinge behandeling op 24 juni 2025.
2.2.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beslissing nemen op het restant van het verzoek van het college om een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 30 juni 2025 en tot 30 september 2025.
2.3.
Bij bericht van 3 juni 2025 heeft het college de rechtbank bericht dat het restant van het verzoek wordt gehandhaafd.
2.4.
De gedragswetenschapper heeft ingestemd met het restant van het verzoek, met dien verstande dat hij een reguliere machtiging geïndiceerd vindt voor de duur van drie maanden. Dit blijkt uit de verklaring van 11 juni 2025.
De standpunten
2.5.
Het college handhaaft het restant van het verzoek. Het gaat beter met [minderjarige] nu ze bij [accommodatie] verblijft. Het college vindt het nodig dat de machtiging nog wordt verlengd zodat de nodige hulpverlening kan worden ingezet. Afgelopen donderdag berichtte [accommodatie] dat [minderjarige] al met proefverlof kan. Het college had dit proefverlof zo snel niet zien aankomen. Het proefverlof loopt goed en [minderjarige] is blij dat ze bij haar moeder kan zijn. Het college wil de komende periode gebruiken om te kijken of en zo ja wanneer [minderjarige] naar huis kan. Als het goed gaat dan zal het college met [accommodatie] overleggen om de machtiging te schorsen.
2.6.
In het gesprek met de kinderrechter geeft [minderjarige] aan dat het nu beter gaat tussen haar en haar moeder. Ze begrijpen elkaar beter en ook de inzet van MST helpt hen. [minderjarige] volgt ook hulpverlening van [hulpverlener] . Sommige onderwerpen die in deze therapie aan bod komen maakten haar verdrietig. Nu heeft ze één op één begeleiding en dat gaat beter. [minderjarige] gaat nog niet naar school. Dit vindt ze nog lastig. Sinds afgelopen vrijdagmiddag is ze op proefverlof en verblijft ze bij haar moeder. Dit vindt ze erg fijn. Het liefste wil [minderjarige] helemaal terug thuis wonen maar ze begrijpt wel dat het nodig is om de machtiging nog te verlengen zodat het college samen met [accommodatie] goed kan beoordelen wat er nog meer voor haar nodig is.
2.7.
De advocaat van [minderjarige] geeft aan dat het positief is om te zien welke grote stappen vooruit [minderjarige] heeft gemaakt. Ze heeft de afgelopen periode heel hard gewerkt. Het is nodig dat het restant van het verzoek van het college wordt toegewezen. Er is ook voldaan aan de criteria voor toewijzing van het verzoek en het is voor [minderjarige] beter dat het college middels de machtiging nog even vinger aan de pols kan houden.
2.8.
De moeder verklaart dat het de afgelopen periode hectisch is geweest met [accommodatie] en met het inplannen van alle afspraken daaromheen. Vorige week is [minderjarige] met proefverlof gegaan en ze verblijft nu weer thuis. Dit verloopt heel goed. MST is betrokken en dat is erg fijn, maar ook nodig. De bedoeling is dat er twee keer in de week hulp van MST thuis komt. Deze middag vindt er een gesprek plaats met school. Daar is mevrouw [naam] van het college ook bij aanwezig. Dan zal worden besproken wat nodig is om [minderjarige] weer terug naar school te krijgen. De moeder hoopt dat het vanaf nu alleen maar beter zal gaan.
Inzake C/02/433097 JE RK 24-488
2.9.
De kinderrechter is op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat aan de voorwaarden genoemd in artikel 6.1.2., tweede en derde lid Jeugdwet kan worden voldaan en dat het restant van het verzoek van het college moet worden toegewezen. De kinderrechter stelt vast dat het verzoek voldoet aan de formele vereisten, aangezien de moeder van [minderjarige] als gezaghebbende ouder, met het verzoek instemt en uit de schriftelijke verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 11 juni 2025 volgt dat ook hij instemt met een (nadere) plaatsing in de gesloten jeugdhulp. Deze gedragswetenschapper heeft [minderjarige] tevens kort van tevoren onderzocht. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat er nog steeds sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen bij [minderjarige] die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Er zijn al langere tijd zorgen over het gedrag van [minderjarige] . [minderjarige] lijkt onvoldoende in te kunnen zien wat de gevolgen van haar handelen zijn. Een verblijf binnen een gesloten instelling is daarom noodzakelijk en geschikt om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft. Gebleken is dat het verblijf bij [accommodatie] de afgelopen periode voor rust bij [minderjarige] heeft gezorgd. Zij heeft veel baat bij de therapie van [hulpverlener] die aan haar wordt gegeven. Het gaat nu beter met haar. Sinds een aantal dagen verblijft ze op grond van proefverlof bij haar moeder. De kinderrechter vindt het positief om te horen dat dit goed verloopt. Ook is MST ingezet. [minderjarige] is nog steeds erg kwetsbaar en daardoor beïnvloedbaar. De komende periode zal duidelijk moeten worden wat er voor [minderjarige] nog meer nodig is om weer terug thuis te komen wonen. De kinderrechter vindt het daarvoor nodig dat [minderjarige] binnen de veilige en gestructureerde setting van of door de ondersteuning van [accommodatie] daadwerkelijk profiteert van de geboden hulp, er vooralsnog een time-out mogelijkheid blijft bestaan en dat het restant van het verzoek dus wordt toegewezen. Het is aan het college om de komende periode in samenspraak met [accommodatie] te kijken of en zo ja, onder welke voorwaarden [minderjarige] weer terug naar huis kan. Mocht het college van mening zijn dat [minderjarige] eerder dan over drie maanden weer naar huis kan dan verwacht de kinderrechter van het college dat zij met [accommodatie] overlegt over schorsing van de machtiging.
2.10.
De kinderrechter zal, gelet op het voorgaande, het restant van het verzoek van het college toewijzen en de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van drie maanden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 30 juni 2025 en tot 30 september 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 1 juli 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.