ECLI:NL:RBZWB:2025:4235

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
02-299994-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs met betrekking tot het vervoeren van ketel en chemicaliën

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 13 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van een ketel en chemicaliën die bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, handelingen heeft verricht die gericht waren op het voorbereiden van de productie van harddrugs in de periode van 1 september 2022 tot en met 21 oktober 2022. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de criminele intentie en dat hij opzettelijk handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van elf maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-299994-22
vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [adres 1]
raadsman mr. I. Azarkan, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Het onderzoek ter zitting is gesloten op 4 juli 2025.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen in de periode van 1 september 2022 tot en met 21 oktober 2022 handelingen heeft verricht (onder andere ketels en chemicaliën voorhanden hebben en vervoeren) die zijn gericht op het voorbereiden of bevorderen van de productie van harddrugs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Gelet op alle omstandigheden van het geval en de uiterlijke verschijningsvorm kan worden geoordeeld dat verdachte de criminele intentie had om de Opiumwet te overtreden. Uit het dossier volgt namelijk dat de voorbereidingshandelingen die verdachte heeft verricht, te weten het voorhanden hebben en vervoeren van een ketel en chemicaliën, bestemd waren om de Opiumwet te overtreden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit, omdat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de ketel en de chemicaliën en de criminele intentie ontbreekt. Daarnaast wordt aangevoerd dat verdachte een beperkte rol heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt het volgende vast. Naar aanleiding van een TCI-melding dat medeverdachte [medeverdachte 1] ketels zou bouwen voor de productie van synthetische drugs, heeft de politie de loods van medeverdachte [medeverdachte 1] aan de [adres 2] geobserveerd. Op 22 september 2022 waren medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de loods toen een onbekende man met een bakwagen achteruit de loods in kwam rijden. Op camerabeelden was vervolgens te zien dat er een rvs-ketel in de bakwagen werd geladen en de onbekende man met de bakwagen wegreed. Een maand later, op 21 oktober 2022, zag de politie diezelfde onbekende man tegelijkertijd met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de loods in [plaats] en was duidelijk dat er opnieuw iets in een bus werd geladen. De onbekende man reed met de bus weg en werd kort daarna, als enige inzittende, aangehouden op de A16. De bestuurder van deze bus bleek verdachte te zijn. Achterin de bus werden 45 jerrycans aangetroffen, waarvan het NFI heeft vastgesteld dat het ging om 200 liter fosforzuur, 600 liter formamide en 105 liter methylamine in methanol, stoffen die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse harddrugs en drugsprecursoren.
Opzet, wetenschap, criminele intentie
Verdachte heeft betwist dat hij wist dat hij een ketel en grondstoffen ten behoeve van de productie van synthetische drugs heeft vervoerd. Hij heeft echter wisselende verklaringen afgelegd over zijn betrokkenheid bij het vervoeren van de ketel en chemicaliën, hetgeen afdoet aan de overtuigingskracht van zijn uiteindelijke verklaring. Zo verklaarde hij in eerste instantie dat hij niet wist of hij op 21 oktober 2022 iets vervoerde en dat hij de bus voor € 300,- in Maasmechelen moest neerzetten. Later verklaarde verdachte dat hij dacht dat de bus leeg was om vervolgens ter zitting te verklaren dat hij dacht dat hij op 21 oktober 2022 bedrijfsgoederen vervoerde.
De verklaring van verdachte dat hij op 21 oktober 2022 om 13.00 in Utrecht was, waar hij werd gevraagd een bus op te halen, strookt niet met de feitelijke bevindingen uit het dossier. De auto van verdachte werd immers al om 13.18 uur bij Leende (op ruim 100 km afstand van Utrecht) door de ANPR-camera’s geregistreerd. Ook acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij [medeverdachte 1] niet kent niet geloofwaardig en de (eerdere) verklaring dat hij nooit in [plaats] is geweest, leugenachtig. Uit de bewijsmiddelen – en met name de camerabeelden – volgt immers dat verdachte op 22 september, op 20 en op 21 oktober 2022 bij de loods van medeverdachte [medeverdachte 1] is geweest waarbij hij ook samen met [medeverdachte 1] is gezien. Op 22 september 2022 heeft verdachte daar geholpen om een ketel, geschikt voor de productie van drugs, in te laden. Op 21 oktober 2022 heeft verdachte daar jerrycans met daarin chemicaliën ten behoeve van de productie van synthetische drugs ingeladen.
De verklaring van verdachte dat hij dacht dat hij bedrijfsgoederen vervoerde, acht de rechtbank evenmin geloofwaardig. Op de camerabeelden is namelijk te zien dat verdachte op zowel 22 september als 21 oktober 2022 rond de bakwagen/bus liep, de loods inging en na het inladen van de goederen met de volgeladen bakwagen/bus wegreed. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte heeft gezien dat de ketel en jerrycans in de bakwagen/bus werden geladen. Bovendien is het opmerkelijk dat verdachte drie keer binnen één maand (namelijk op 22 september, 20 en 21 oktober 2022) bij de loods van medeverdachte [medeverdachte 1] is gezien, terwijl hij [medeverdachte 1] niet zou kennen. Voorts is het opvallend dat verdachte degene is geweest die de bakwagen heeft gehuurd waarmee de ketel is opgehaald en dat verdachte op weg naar de loods is begeleid door medeverdachte [medeverdachte 2] in een Mercedes C220.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de ketel en de chemicaliën.
Uit voornoemde omstandigheden, bezien in onderlinge samenhang, leidt de rechtbank eveneens af dat de handelingen van verdachte opzettelijk (met een criminele intentie) zijn verricht, dus met het oog op het overtreden van de Opiumwet. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen de volgorde waarin de goederen zijn vervoerd, namelijk eerst de ketel en daarna de chemicaliën, hetgeen een logische volgorde is indien er een drugslab wordt opgezet/ingericht. Voorts is van belang de grote hoeveelheid chemicaliën die verdachte heeft vervoerd en de manier waarop de bakwagen en bus in de loods zijn gereden, namelijk kennelijk om te verhullen dat er (criminele) goederen werden ingeladen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat hij een ketel en chemicaliën vervoerde en ook dat deze bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Hij had dan ook (voorwaardelijk) opzet op het plegen van de voorbereidingshandelingen.
Medeplegen
Door als vervoerder van de ketel en chemicaliën te fungeren, heeft verdachte een actieve en essentiële bijdrage geleverd aan de voorbereidingshandelingen. Hij heeft daartoe nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachten. Het handelen van verdachte kan worden beschouwd als een materiële bijdrage van voldoende gewicht om als medeplegen te kunnen kwalificeren.
Conclusie
Alles overwegende acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de verweten voorbereidingshandelingen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode
van1 september 2022 tot en met 21 oktober 2022 te [plaats] en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of
- het opzettelijk vervaardigen van één of meer hoeveelheden van materialen bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een ander gelegenheid
enmiddelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
en/of- voorwerpen
enstoffen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij en/of zijn mededaders opzettelijk daartoe
- een RVS (druk-)(reactie)ketel, ten behoeve van de productie van precursoren en/of synthetische drugs ingeladen en vervoerd en voorhanden gehad en
- 200 liter fosforzuur ten behoeve van de vervaardiging of bewerking van synthetische drugs en/of drugsprecursoren ingeladen en voorhanden gehad en
-600 liter formamide ten behoeve van de productie van synthetische drugs, ingeladen en voorhanden gehad en
-105 liter methylamine ten behoeve van de productie van synthetische drugs ingeladen en voorhanden gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zestien maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 10.000,-. Hij heeft daarbij rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en een overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, gelet op de bepleite vrijspraak, primair geen straf aan verdachte op te leggen. Subsidiair wordt verzocht te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en de geldboete achterwege te laten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hij heeft bij medeverdachte [medeverdachte 1] een ketel, 200 liter fosforzuur, 600 liter formamide en 105 liter methylamine in methanol opgehaald en deze vervoerd, goederen waarvan hij wist dat dat die voor de productie van synthetische drugs gebruikt zouden worden. Het is algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Door als vervoerder op te treden, heeft verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de productie van en de daarop volgende handel in harddrugs, wat vaak samen gaat met georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Verder vindt verontreiniging van het milieu op grote schaal plaats doordat chemisch afval afkomstig van drugslaboratoria in de natuur wordt gedumpt. Ook is de productie van en handel in harddrugs regelmatig oorzaak van geweld, waarmee ook nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij hier kennelijk geen oog voor heeft gehad en hij zijn eigen financiële belangen voorop heeft gesteld.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 27 maart 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld. De rechtbank constateert dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd en de rol van verdachte in het geheel. In beginsel ziet de rechtbank aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden op te leggen. Daarbij is echter nog geen rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is op 13 februari 2023 aangevangen, omdat verdachte op dat moment in verzekering is gesteld. Tot aan dit vonnis is een periode van twee jaren en vijf maanden verstreken. Omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden is de redelijke termijn twee jaren. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden, zodat als compensatie de gevangenisstraf met één maand zal worden gematigd.
Voor het opleggen van een geldboete naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat niet duidelijk is welk doel dat in deze zaak zou kunnen dienen.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van elf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (telefoonkaarten) aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid of middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van elf maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
1. STK telefoonkaart (Omschrijving: _758924, Lebara kaartje (1521))
1 STK telefoonkaart (Omschrijving: _758949, Lebara kaartje (4282))
1. STK telefoonkaart (Omschrijving: _758925, Lebara kaartje (7476))
1 STK telefoonkaart (Omschrijving: _758927, Lebara kaartje (4308))
1 STK telefoonkaart (Omschrijving: _758926, Lebara kaartje (2624)).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en
mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 juli 2025.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 september 2022 tot en met 21 oktober 2022 te [plaats] en/of te Breda en/of elders in Nederland en/of in België
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of
- het opzettelijk vervaardigen van één of meer hoeveelheden van materialen bevattende (met)amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,(telkens)
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden, en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij en/of zijn mededaders opzettelijk daartoe
- een (RVS) (druk-)(reactie)ketel, althans hardware ten behoeve van de productie van precursoren en/of synthetische drugs en/of gekocht en/of ingeladen en/of vervoerd en/of voorhanden gehad en/of
- (ongeveer) 200 liter fosforzuur ten behoeve van de vervaardiging of bewerking van synthetische drugs en/of drugsprecusoren gekocht en/of ingeladen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of
-(ongeveer) 600 liter formamide ten behoeve van de vervaardiging van amfetamine, althans ten behoeve van de productie van synthetische drugs, gekocht en/of ingeladen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of
-(ongeveer) 105 liter methylamine ten behoeve van de vervaardiging van MDMA en/of metamfetamine, althans ten behoeve van de productie van synthetische drugs gekocht en/of ingeladen en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad (zaak 3);
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )